Puzzelen aan de bibliografie. Introductie.

Op de Zonheuvel in Doorn, tegenwoordig het Maarten Maartenshuis, is nog steeds de bibliotheek van de schrijver. De plek waar hij zich dagelijks terugtrok om zijn verhalen en romans te schrijven. In zijn laatste jaren ook poëzie. Of te lezen. Misschien wel eens stiekem een dutje te doen? (Dit is fantasie, dat spreekt voor zich). Met butler Willem te bespreken wat er nodig was voor huis en tuin. Zijn dochter les te geven. Brieven te schrijven aan zijn vele vrienden her en der. (Het was de eeuw van het brieven schrijven en de postbode kwam daags een paar keer langs om kranten, kattebelletjes, zakelijke post of epistels op te halen en bezorgen.) In die bibliotheek, die volgens afspraak door de eigenaren van het pand in stand moet worden gehouden, vinden we de boekencollectie van Maartens. Boeken van andere auteurs. Zijn eigen werk. Gek genoeg, toen ik de bibliotheek bezocht in 1986, niet al zijn eigen werk. En knipselverzamelingen met reviews op zijn romans, verhalen en leven als auteur.

Gefluister in de wandelgangen verhaalt helaas over schending van die afspraak in het verleden. Over een bestuur dat het niet zo nauw nam en een antiquaar naar binnen loodste, die met het een en ander onder de arm vertrok. Pogingen om de meegenomen schatten terug te vinden strandden. Dat zijn treurige verhalen. Als je als bezoeker de bibliotheek binnen komt, zie je er gelukkig niet veel van. De vele leren banden met meesterwerken staan rustig op de planken en zien er verzorgd uit. Hendrik Breuls, die promoveerde op Maartens’ romans  *), schijnt liefdevol bezig te zijn geweest met het met leervet verzorgen van de leren banden. Zo gaat dat, allebei komt voor waar het de nalatenschap van een auteur betreft. Van liefdevolle zorg tot hebberigheid en laksheid en over beide werd gefluisterd in de wandelgangen. Of deze fluisteringen ook feiten zijn, dat is mij niet bekend.

   oudere foto’s van de bibliotheek  in: Maarten Maartens en het Maarten Maartenshuis, Th.M.Gorissen. Doorn 1992.

Hoe anders is de situatie in Drenthe! Daar leeft uw vertelster opnieuw met de schrijver Maartens in haar vrije uren. Haar bibliotheek is deels in de woonkamer, vele gevulde planken laten zien dat het lezen van literatuur een studie èn een vak was. De modernere Nederlandse literatuur is ruim vertegenwoordigd, wat direct te maken heeft met de mondelingen literatuur die leerlingen moesten doen in hun eindexamenjaar en de voorbereidingen die je daar als docent voor treft.

Naast de woonkamer bevindt zich een studeerkamer, waarin drie open boekenkasten staan. Een daarvan vult zich gestaag met gevonden schatten in virtuele en fysieke antiquariaten: romans, verhalen en (gebundelde) tijdschriften. Allemaal primair werk, door Maartens geschreven. Een tweede kast is eerst half leeg gehaald en die ontstane ruimte vult zich met secundaire literatuur. Een plank met wat geschreven is over literatuur en leven in de negentiende eeuw. Een plank met wat tijdgenoten schreven. En een plank met wat auteurs uit onze tijd zich verbeelden over de tweede helft van de negentiende eeuw, meestal na grondige studie. Het spreekt voor zich, dat voor het opduikelen van interessante bronnen gelezen wordt, geluisterd en opgelet. Tijdens gesprekken, tijdens documentaires, tijdens het af en toe een poosje puzzelen op de desktop, altijd eigenlijk. Altijd is er die extra antenne: heb ik hier nog wat aan? Kan ik ervan leren? Maakt deze kennis, dit verhaal, deze auteur het beeld completer? Het maakt de studie die ik oppakte omvangrijk. Op dit moment is dat alleen maar heerlijk.

 

Er is ook nog een ander soort puzzelen: het prutsen aan de bibliografie. Want tijdens de speurtochten die ik in mijn koffiepauze onderneem, stuit ik soms op interessante uitgaven van Maartens’ werk. Vervolgens check ik de bibliografieën die er nu zijn……. en zie…. soms niks! Een vreugdevolle spanning neemt dan bezit van me en ik kan het niet helpen, maar moet die roman, dat verhaal of die bundel beslist toevoegen aan mijn bescheiden kast. Het kan niet anders. Het is leuk, het is fijn. Het is verzameldrift.

Maar ja, op de koffie kwam ik ook, toen ik eens wat in  Canada kocht. Dan betaal je niet alleen een dikke prijs voor het werk, want in de VS en Canada wordt Maartens’ werk nu meer gewaardeerd dan in Europa en is dus duurder. Je betaalt ook goed voor het verzenden en als de postbode dan uiteindelijk na een paar weken bij je op de stoep staat: kassa! Invoerrechten. Ik moest dus opnieuw met mezelf aan tafel om af te spreken wat mijn budget mag zijn. Dat is logisch, wij zijn hier niet zo rijk als de auteur die ik bewonder. En ondertussen ben ik blij met een zeldzame uitgave van Lis Doris, die nog ontbrak. Dat dan ook wel weer. En ondertussen groeide ook de wens om tussen de bedrijven door nieuwe vondsten aan de groeiende bibliografie toe te voegen. Lijsten te maken. Meer kloppende lijsten.

lijst vertaalde romans en verhalen in het Nederlands zoals in 1986 opgenomen in de doctoraalscriptie Maarten Maartens’ Roem. 

Welke officiële bibliografieën zijn er? Dat zijn er een paar. Hieronder het lijstje met wat opmerkingen erbij, die niet zo wetenschappelijk zijn, maar wel waar.

  • In 1928 promoveerde W.van Maanen met de dissertatie Maarten Maartens, Poet and Novelist. Groningen, P.Noordhoff. De daarin opgenomen bibliografie is niet volledig.
  • In 1930 publiceerde Maartens’ dochter Ada The Letters, een door haar gedane keuze uit brieven van en aan Maartens, waarin een bibliografie was opgenomen. Die verschilt op punten met die uit 1928, wat op zich interessant is, zo kort nadien. The Letters of Maarten Maartens, edited by his daughter. With a preface by Sir Arthur Quilller-Couch and a Memoir by Norreys Jephson O’Connor. London, Constable, 1930.
  • Dan is het een poosje rustig rond de literatuurlijsten. Een jaar of 50.
  • Hendrik Breuls komt in 1984 met een doctoraalscriptie: Hendrik Breuls, Author in double exile: the literary appreciation of Maarten Maartens. Universität Regensburg, juni 1984. Die heb ik in 1986 in kunnen zien, helaas heb ik er geen aantekeningen van bewaard of een exemplaar op zolder teruggevonden.
  • Ook in 1984 verschijnt de doctoraalscriptie van Theo Daselaar, The Sad Successful Literary Life of Maarten Maartens, Master’s thesis 1984. Het is een mooie titel voor een geschrift van 100 pagina’s. Het doet me glimlachen, met 100 bladzijden kwam ik echt niet weg in Nijmegen. Natuurlijk gaat het om de kwaliteit, dat spreekt voor zich. In mijn aantekeningen uit 1986 zie ik niets over een goede bibliografie, terwijl ik toen al wist dat dit een sensitief punt was.
  • In 1986 maakte de studente Agnes Licht een nieuwe bibliografie in haar afstudeerscriptie  Maarten Maartens’ Roem. Een onderzoek naar leven en werk van Maartens, zijn visie op de Nederlandse maatschappij en de literaire kritiek in Nederland. Een doctoraalscriptie voor 19de-eeuwse letterkunde. KUN, instituut Nederlands, augustus 1986. Omdat het een doctoraalscriptie betreft is die niet openbaar gemaakt. Zij deed een poging een betere bibliografie samen te stellen met de middelen die er toen waren en binnen het bestek van een afstudeerscriptie.
  • in september 2005  verschijnt in Dresden A Comparative Evaluation of Selected Prose by Maarten Maartens, de dissertatie van Hendrik Breuls waarmee hij doctor in de filosofie wordt. Helaas is in deze recente uitgave de bibliografie ook niet volledig. Ik kan op deze plek niet precies de vinger leggen op details, zeker niet waar het de Duitse of engelstalige uitgaven betreft. Dat voert te ver. Maar als ik kijk naar het lijstje met Nederlandse uitgaven, dan spijt het me te zien dat mijn aanvullingen uit 1984 niet zijn overgenomen. Er mist teveel. Het is deze bibliografie die me vooral de kriebels geeft en de wens om te werken aan een meer volledige bibliografie.
  • De site www.maartenmaartens.nl bevat een lijst met werken van Maartens, die een introductie is voor de geïnteresseerde lezer.
  • Wikipedia heeft een ingang Maarten Maartens, met een bibliografie.
  • De laatste twee zijn onvolledig, maar ik denk niet dat er iemand is die verwacht op deze plekken een volledige te vinden. De sites geven meen ik een introductie, die kan vanuit de aard der zaak niet volledig zijn.
  • Op www.schrijversinfo.nl staat een bibliografie die niet volledig is en zo niet genoemd wordt, maar al aardig vollediger is.
  • Alle hierboven genoemde lijsten van primair werk zijn dus bepaald niet het ultieme exemplaar, wat simpel speurwerk schiet er gemakkelijk een gat in. Je kent dat wel: fouten van de een worden klakkeloos overgenomen door de ander, gegevens worden niet gecheckt, of zijn domweg onvolledig. Daarom zit ik met enige regelmaat, zie de titel hierboven, te puzzelen aan de bibliografie. Ter afwisseling is dat een leuk karwij. Waarbij ik deels vreugdevol ben, vooral bij een fijne vondst. Deels zo trouw en accuraat mogelijk, als ik aan mijn lijstjes werk. En deels nogal ontmoedigd, omdat ik me afvraag hoe ik deze enorme klus ga klaren. En of ik dat wel kan doen.

Gelukkig bleek ik er niet alleen voor te staan! Toen ik wat e-mailde met Bouwe Postmus, in Nederland de grootste kenner van Maartens en voorzitter van de Stichting Maarten Maartens, wiens liefhebberij het ook is om bezig te zijn met Maartens, bleek hij mijn constatering niet alleen te herkennen, maar ook te delen. Bovendien stuurde hij me een lijstje met publicaties van vertaalde verhalen in het Nederlands, die ik nog niet kende! Waarmee opnieuw die hele rits emoties mee ging doen: opwinding, verrukking, noem maar op. Iedereen die beweert dat onderzoek doen saai is, kan ik onmogelijk gelijk geven. Het kan uiterst opwindend zijn. Het samenvoegen van zijn lijst en die van mij geeft de betere bibliografie van de op dit moment bekende in het Nederlands vertaalde korte verhalen van Maarten Maartens. Mocht jij, lezer, hierop nog aanvullingen hebben? Graag, kom maar op! Het is er tijd voor.

Binnenkort publiceer ik op deze plek  de eerste aanvulling op de bestaande bibliografieën onder de titel ” Bibliografisch. De in het Nederlands vertaalde korte verhalen”. Wetend dat ook daar het laatste woord vast nog niet over gezegd is. Maar ook: tevreden, want dit is een betere lijst dan ooit eerder is gepubliceerd. Dat is gewoon fijn. Aan een daaropvolgend blog, waarin de engelse short stories geïnventariseerd worden, zal daarna weer trouwhartig tussen de bedrijven door gewerkt worden. Het publiceren daarvan zal dus iets langer duren.

Een welgemeend: a bientôt.

 

 

 

*)zie * 6 hierboven

 

Zomerreces: a short story a day èn Maartens tijdens de vakantie

A short story a day …over Maartens’ korte verhalen.
Over vakantie en hoe Maarten Maartens ook daar nog bij is.

Zomerreces, leest de oplettende beller als status als zij/hij me op mijn portable probeert te bereiken. Een mens is onderhevig aan het ritme van het jaar, wat betekent dat in de vakantieperiode andere dingen aandacht vragen dan in andere periodes van het jaar. Deze week liep dat reces ten einde en vind ik het aardig om met u, jullie, te delen wat zo’n zomerreces in kan houden voor zomaar een nieuwsgierige, lezende en vorsende dame uit Drenthe.

In de zon zitten bijvoorbeeld, en daarbij eens wat moderns lezen. Dit jaar werd dat: in de schaduw zitten, want het was heet in het zuiden van Frankrijk. Het leesvoer was veelal in het Frans, om me verder te bekwamen in die mooie taal en daar zeker ook van te genieten. Tijd met onze franse vrienden doorbrengen. Klussen in en om het huis doen daar. Om ruimte voor dat alles te voelen had ik daags voor ons vertrek mijn verhaal gepubliceerd over geboren worden in Amsterdam in 1858. Daarna wilde ik graag even vrij zijn van het lopende onderzoek. Ter verfrissing.

Maartens achterhaalde me, tot mijn verrassing! Op het terras in het dorp waar we zo graag komen, werden we aangesproken door een man in T-shirt. Op dat T-shirt de tekst: I love reading books. Hé wat leuk, ik hou ook van lezen! Vertel! En de man schuift aan, er komt een gesprek. Even later zitten we aan een grote tafel met zijn hele familie, ouders van 87, hij en zijn vrouw jonger dan wij en hun twee kinderen in de middelbare schoolleeftijd. Het blijkt een Poolse familie uit Warsaw te zijn, waarvan de ouders meer dan 50 jaar geleden een ruïne kochten in hetzelfde gehucht waar mijn ouders 36 jaar geleden ook een ruïne kochten. Vakantiespreiding en levensloop hadden ons nog niet eerder aan één tafel samengebracht.
Deze eerste ontmoeting werd het begin van veel gezelligheid en het delen van levensverhalen. Met een aardig staartje: zij bleek historica. En ziet er in het geheel niet tegenop om voor ons, op vrije momenten, eens online in de archieven van Meseritz te duiken om te kijken of er nog wat te vinden is over de grootouders van onze schrijver van vaderskant, Bertha Wollstein en Isaäc Levin Schwartz, wier zoon zo ver naar het westen reisde en door zijn zes kinderen een dynastie stichtte. Mocht er uit deze vriendendienst iets moois voortkomen, dan zal ik dat uiteraard in een stukje verwerken.

En toen waren we weer thuis in Nederland. De bloementuin ontploft, de sla doorgeschoten, logees op komst, verjaardagen en bezoek op de rol. Ons dorp in het noorden vol zomergasten. Ik kreeg ook gasten, familie van Maarten Maartens! Als ik nou iets niet verzonnen had, toen mijn nieuwsgierigheid en leeslust me weer op het pad van Maartens brachten, dan is het dat ik zijn familie zou gaan ontmoeten. En dat het zo leuk is om zijn familie te ontmoeten. Het zijn allemaal nazaten van Carl Schwartz en Maria Dorothea Saphir of Cornelia van Vollenhoven. De zes kinderen uit deze twee huwelijken kregen niet allemaal kinderen, maar de familiestamboom is groot en boeiend, als een uitwaaierend rabarberblad. Carl Schwartz’  nazaten brachten paperassen, fotoalbums en verhalen mee. Het werden bezoekjes met informatie en roerende momenten, waarin de aard van Josua/ Joost van der Poorten Schwartz binnen zijn familie me weer een beetje duidelijker werd. En ook de rol die Zonheuvel speelde, het landhuis cq kasteeltje dat hij liet bouwen bij Doorn,  en dat nog lang na zijn verscheiden een rol zou blijven spelen voor deze extended family. Ik kon weer wat puzzelstukjes leggen in die legpuzzel die de biografie van Maartens voor mij is geworden.

 

Ondertussen begon ik rustige uren in mijn studeerkamer te missen, maar de tijd was nog niet rijp om de studie echt weer op te pakken. Dus besloot ik tot een fijn vakantieproject: a short story a day. It did keep the doctor away, maar dat zal toeval zijn. Het bleek een fijne formule te zijn.

De ene dag las ik over de problemen van een jonge dominee en zijn trouwe vriend, de labrador Nero (in de franse vertaling, die ik ook las: Néron) met de aan hem toevertrouwde gemeente (The Minister’s Dog, en Le Chien du Pasteur). Een andere dag over het huwelijksaanzoek dat een jonge vrouw ontvangt van een rijke amerikaan. Ze kan via dat huwelijk haar vader redden van een bankroet, maar houdt eigenlijk van haar neef die zich laat verleiden tot oprechte uitspraken. In de vijf minuten waarin hij zijn verklaring doet, zit een leven van onvermogen, sociale codes en liefde gevat ( Five Minutes’ Conversation). Over een andere jonge vrouw die een huis in brand steekt, daarvoor een jaar gevangenisstraf krijgt en zo de liefde wint van een uitvinder, want zij maakt het hem mogelijk zijn droom te leven. (The fire of love). Ik lees (over) John, een intelligente jonge vrouw met meer kwaliteit in haar pink dan haar broers in hun achterend. Ze weet het bedrijf van hun vader in de lucht te houden, de heren strijken met de eer. Ik lees over een moeder die haar kwetsbare, zieke zoon weggeeft aan een rijke eenzame dame, in de hoop hem zo een beter leven te kunnen geven. (Nobody’s Child; A twentieth century fairy-tale). Het wordt je als lezer helder dat familie zijn ook een keuze is en niet alleen een biologisch feit. Een sprookje noemde Maartens het, vanwege de moraal in het verhaal is het een sprookje met een bijbels tintje.

Onder het lezen komen veel van Maartens’ thema’ s voorbij. Om er in willekeurige volgorde een paar te noemen….. Religie die meer vorm dan inhoud is. De sterke maar ondergeschoven positie van de vrouw. Het verstandshuwelijk. De relatie tussen man en vrouw. De medische wetenschap met haar dwalingen en ontwikkelingen. Armoede en rijkdom, fysiek en moreel. Juridische verwikkelingen die met eerlijke rechtspraak en rechtvaardigheid weinig van doen hebben. Familiebanden met hun verantwoordelijkheden, vreugde en verdriet.
Boerenstand, middenstand en gegoede milieus vinden een plek in deze verhalen, waarin in feite het mens zijn centraal staat. De keuzes en mogelijkheden, de morele gevolgen van een keuze, de noodzaak om zich te schikken in dat wat met de vastliggende sociale orde de mogelijkheden zijn voor een individu in een wereld van zuilen, hiërarchie en sociale ongelijkheid. Natuurbeschrijvingen kunnen zo beeldend zijn, vooral in de boerenverhalen, dat de natuur een personage in het verhaal lijkt te worden.
Krijg je ook zin om mee te lezen? Het lezen geeft je een inkijkje in het Europa van rond 1900, met de vertelkracht vol humor en menselijkheid die juist Maartens’ verhalen bijzonder maken . Het zijn, ondanks de sociaal hoge en adelijke milieus die de boventoon voeren, vooral verhalen over mens zijn. Over wat mensen beweegt en drijft, deels in een wereld van mooie jurken, dure sieraden, luxe hotels en mondaine genoegens.
Op dit moment is de status van mijn onderzoek en het vertellen erover nog niet zo, dat het zin heeft om verhalen te gaan bespreken in hun individuele staat van zijn. Ander, meer basaal werk, gaat nog voor. Maar wie weet, in de loop van de tijd, ontstaat die ruimte er wel? Daarvoor moeten ze in ieder geval weer beter bereikbaar zijn voor het publiek. Ook het publiek dat Nederlands leest.

 

     
Hoe zijn en waren de short stories bereikbaar voor lezers? Maartens’ verhalen werden in zijn eigen tijd in vier bundels gepubliceerd.  Voordat ze gebundeld werden, wat maar 63 van de 100 korte verhalen overkwam, verschenen ze in losse of gebundelde tijdschriften, periodieken en magazines gepubliceerd in de UK of US, zoals bijvoorbeeld Scribner’s Magazine, Temple Bar (van zijn uitgever George Bentley) en The Illustrated London News. En soms in andere landen, ik vond bijvoorbeeld een aantal verhalen  in Franse tijdschriften, de Revue Bleue en Cosmopolitain. In die losse vorm waren ze heel populair, er was een enorm lezerspubliek ontstaan in de laatste decennia van de negentiende eeuw. En dat was voortdurend op zoek naar leesvoer. Hoe dat kwam?

De installatie van betere verlichting in huizen speelde een grote rol, lezen bij gaslicht gaat nou eenmaal een stuk makkelijker dan bij kaarslicht. *) Maar ook een groter publiek dat toegang had gekregen tot onderwijs en dus überhaupt kon lezen, de voortschrijdende mechanisatie van het drukproces, het feit dat meer mensen meer vrije tijd kregen om te kunnen lezen zorgden voor een enorme groei in de uitgaven van voor de massa geproduceerde fictie. **) Jarenlang was de vraag naar korte verhalen enorm en schijnbaar onuitputtelijk. Gek genoeg gold dat niet voor diezelfde verhalen, als ze gebundeld verschenen. Het waren juist de magazines, de tijdschriften waar men verzot op was. Ook voor Maartens’ bundels gold, dat ze niet zo makkelijk en goed verkocht werden. Ze zijn (daarom?) op de tweedehands en antiquarische markt vrij schaars.

Voor de lezer van nu is het zo, dat romans van Maartens in iBooks en als ePub voor weinig geld te downloaden. Maar de bundels verhalen is de eer van deze vorm van publiceren nog niet gegund. hieronder zal ik vertellen om welke bundels het gaat en hoe je nu eventueel een verhalenbundel aan kunt schaffen.

In het Engels verschenen vier verhalenbundels in Maartens’ eigen tijd. Zelfs de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag heeft alleen My Poor Relations in bezit. Onbegrijpelijk, wat mij betreft. Lenen in een bibliotheek is dus niet echt aan de orde.

Deze bundels verschenen in het engelse taalgebied:
Women I have known uit 1901, met 12 short stories.

– My poor relations, stories of Dutch peasant life uit 1903, met 14 short stories.

– The woman’s victory uit 1905 (deze bundel is in reprint onderweg naar mij, ik heb nog niet eerder een exemplaar in handen gehad en ben benieuwd!)

Brothers All, more stories of peasant life uit 1906, met 15 short stories.

Deze verhalen verschenen vertaald in het Nederlands:

Een kwestie van smaak, feuilleton in Het Vaderland van 3/4 december 1893 t/m 17 januari 1894. Vertaling door Cora.

Lord Venetia, feuilleton in Het Leeskabinet van februari 1899

Het diner, feuilleton in Het Vaderland van 7/8, 9 en 10 januari 1900

– Lied van liefde, in Europa, februari 1902

– De Moeder, in 1908. vertaald door Hajem, bij Warendorff’s Novellen Bibliotheek no.208.

– Sic Transit, in de Haagsche Post van 1 januari 1916, en

– Diamanten in Wereldkroniek op 21 januari 1926, beide postuum.

Vanzelfsprekend verdienen de vertaalde verhalen een inhoudelijke review, op zichzelf en in relatie tot het engelse origineel. Helaas voert dat op dit moment wat te ver. Het is geschikter om daar te zijner tijd een apart artikel aan te wijden.

Voor wie niet per se een origineel in handen hoeft te hebben, maar wel de sfeer graag proeft van typografie, een enkele aantekening, omkrullende bladzijden en dergelijke, heeft de moderne tijd de zogenaamde reprints uitgevonden. Via onder andere Bookdepository punt co punt uk, bestel je eenvoudig een herdruk van een van deze bundels. Of van een van Maartens’ romans. Ze zijn goed verzorgd en betaalbaar in paperback, wat natuurlijk fijn is.

Gelukkig zijn er ook een paar ouderwetse of meer eigentijdse mogelijkheden voor het lezen van de verhalen, die via het tweedehands circuit nog goed te vinden zijn.

-er zijn 2 vertaalde verhalen opgenomen in het door dr.M.A.Schwartz uitgegeven Novellen en verzen, bij Bosch & Keuning in Baarn. (zj), namelijk De Belofte (The Promise) en De Gebeurtenis van mijn leven (All my story). Dit boekje wordt regelmatig 2e hands te koop aangeboden.

-in Six Short Stories bracht Meulenhoff ca.1930 6 verhalen, die geannoteerd zijn door Dr.W.van Maanen, die in dat jaar promoveerde op Maartens. Het gaat om The Summer Christmas, The Marseillaise, The Minister’s Dog, John, The Death-Way en All my story. Ook dit bundeltje wordt regelmatig 2e hands aangeboden.

 

 

-In 1977 verscheen bij Meulenhoff Vrouwen die ik heb gekend, waarin 7 verhalen uit de Engelse bundel van 12 short stories vertaald zijn. Fijne verhalen in een mooie vertaling van Elizabeth Stortenbeker: Jan, Onze nicht Sonja, ‘Miss’, De Dodenweg, Bidden, Mijn enige belevenis en De Ring.  Op marktplaats of boekwinkeltjes betaal je maar weinig voor deze mooie verhalen.

-in 2015 verscheen in Doorn, door de Stichting Maarten Maartens, een bundel nog niet eerder in een bundel gepubliceerde verhalen met een inleiding van Bouwe Postmus, At home and abroad, stories of love. Het zijn er 31 en wat mij betreft zijn er weer parels bij. Verhalen die je niet loslaten, nadat je het boek hebt weggelegd. Zodat je het lezen van een volgend verhaal even uitstelt. Zodat één per dag een mooi concept blijkt. Omdat ze zo vol humor zijn, zoals The Comedy They Played Out, waarin een verarmde dame op slinkse wijze een aardige man weet te strikken. Om een ontmoeting met Josephine Koperding in The Book-Keeper, eenzaam en lief en naïef, met haar chagrijnige oude vader en stille blije liefde voor een boekhouder, een liefde die haar dagen kleurt. En ik, lezer, weet dat liefde blind is, want de boekhouder is een leegloper. En door Josephine denk ik dan weer aan John, die net als Josephine ongezien door de buitenwereld het bedrijf van haar vader drijft, daar waar de boekhouder te weinig kwaliteit heeft om dat te doen.

Omdat ik zelf beter zicht wilde krijgen in de hoeveelheid korte verhalen, waar en hoe en wanneer ze gepubliceerd zijn, las ik in eerste instantie de inleiding van Bouwe Postmus bij At home and abroad. Het is de meest recente publicatie van een man die Maartens’ werk goed kent, en dus een waardevolle introductie. De publicatiegeschiedenis en thematiek van de verhalen komt erin aan de orde, veel uitgebreider dan ik hier op deze plek beschrijf. Voor u/jou een waardevol vervolg na deze introductie!

Daarnaast lees ik mijn verjaardagscadeau, Bill Brysons Een huis vol, een prachtig cadeau voor wie interesse heeft in hoe de hele wereldgeschiedenis uiteindelijk in onze huizen terecht komt. En hoe het kwam dat in Maartens’ tijd ineens zo ongelofelijk veel leeshonger was ontstaan, waardoor zijn korte verhalen gretig aftrek vonden bij een groot Engelstalig publiek. Letterlijk, doordat er licht kwam om bij te lezen.

Daarnaast zette ik mezelf aan het maken van een bibliografie van short stories. Want op vakantie in Frankrijk of op het wereldwijde web vond ik wel eens wat, zo een short story die niet op de bekende lijsten stond. En dat maakt nieuwsgierig. Die bibliografie zal ik over een poosje ook publiceren op dit blog. Niet omdat hij perfect is, wel omdat er aanvullingen in staan op de bekende en bestaande bibliografieën van Ada van der Poorten Schwartz in The Letters, W.van Maanen en Hendrik Breuls in hun dissertaties,  en de informatie op wikipedia en maartenmaartens.nl.  En zo worden we op den duur samen een stuk vollediger!

Tot zover gaat op dit moment mijn verhaal over de short stories van Maarten Maartens. Ik denk oprecht dat het gemakkelijker zal zijn een nieuw lezerspubliek te vinden voor de korte verhalen, dan voor de romans. In zo’n kort verhaal zit dezelfde typische Maartenssfeer, maar het lezen duurt nu eenmaal, tja, niet zo vreeslijk lang. De meeste romans zijn nogal aan de maat voor lezers van vandaag. Dat maakt de korte verhalen ook geschikt, behalve voor de meer gehaaste moderne mens die zijn weg in een overvloed van informatie dient te vinden, voor studenten en scholieren. In een notendop krijgt een jong mens zo het hele pakket dat een 19e eeuws verhaal boeiend maakt.

Mevrouw B, Zuidlaren, 19-29 augustus 2017

 

gebruikte bronnen, behalve de short stories zelf:

De openingsfoto is van het verhaal Princesse! dat verscheen in The illustrated London News no.3244, Saturday, June 22, 1901, p891-894, illustrated by A. Forestier. Ook verscheen het in Some women I have known, London, Heinemann, 1901, p55. 

*) Bill Bryson, Een huis vol. Een geïllustreerde editie van het dagelijks leven. Vertaald door Inge Kok en Peter Diderich. uitgeverij Atlas Contact, 5e geïllustreerde druk 2013. isbn 978 90 450 2525 4

**) De inleiding van Bouwe Postmus in: Maarten Maartens, At Home And Abroad, stories of love. With an introduction by Bouwe Postmus. Doorn, Stichting Maarten Maartens 2015. isbn 978 90 9029026 3

 

geboren worden in Amsterdam

Vooraf

“Op 15 oktober 1850 was / de eerste vrouw van Carl Schwartz/ overleden in Amsterdam. Op 30 oktober 1851 hertrouwde hij met Cornelia van Vollenhoven, die stamde uit een oud patriciërsgeslacht in Amsterdam. “The best dancer and one of the best amateur painters of her day.” In dit tweede huwelijk werden, behalve een jong overleden dochtertje, vier kinderen geboren: Johannes in 1854, Elisabeth in 1856, Josua Marius Willem in 1858 en Maria Wilhelmina in 1862. Over de jeugd van Josua Marius Willem is nog weinig bekend. De brieven van Maarten Maartens bevatten geen herinneringen aan het reilen en zeilen van de familie Schwartz. Opvallend is, dat aan de hand van de uitgegeven brieven de indruk ontstaat, dat Josua weinig contact had met zijn familie. Behalve van zijn moeder en zusters, is er geen sprake van bezoeken aan of schriftelijk contact met broers of halfbroers. Sterker nog, het bestaan van deze broers was pas bekend na het raadplegen van de genealogische naslagwerken. Dit zou te maken kunnen hebben met het feit, dat The Letters of Maarten Maartens een selectie uit de brieven bevat. ”

Zo schreef ik in 1986 over de eerste jaren van Joost Schwartz, op blz 8 en 9 van mijn scriptie Maarten Maartens Roem. De bronnen die ik toendertijd gebruikte waren The Letters of Maarten Maartens en de bronnen die gebruikelijk waren voor genealogisch onderzoek *) . Van de uitgegeven brieven weten we, dat biografische informatie werd weggelaten, het ging de uitgever om het schrijverschap van Maartens en niet om zijn achtergrond. Lezend in mijn scriptie van toen ben ik eerlijk gezegd onder de indruk van de hoeveelheid informatie die ik met toch heel andere middelen dan tegenwoordig boven tafel heb gekregen. De meeste achtergrondinformatie over een aantal familieleden zit weggestopt in het notenapparaat achterin de scriptie. Je kunt zien dat ik toen, net als nu,  best veel tijd stopte in het mezelf een beeld van de familie vormen.  Blijkbaar mocht dat niet in de hoofdtekst verwerkt worden. Ik studeerde immers af op literatuur. Niet op historisch- of familieonderzoek. Wat fijn dat ik daar nu, in mijn eigen tijd, wel de aandacht aan schenken kan die ik belangrijk vind. Als u zich afvraagt, beste lezer, waarom ik onderzoek naar familie belangrijk vind: lees mijn vorige bericht over potgrond nog eens terug, of eerdere verhalen waarin de biografie van de schrijver Maartens het onderwerp is.

Voordat ik begin met het verhaal van de kinderjaren van Joost in Amsterdam, wil ik graag een ergernis kwijt. Het is me (nog) niet gelukt om de doodsoorzaak, het overlijden, het verhaal van de eerste vrouw van Joosts vader te achterhalen. Dat jeukt. (Eigenlijk lijkt het erop, dat ik òf niet in de juiste archieven heb kunnen zoeken (het bevolkingsregister van Amsterdam uit 1850 staat niet online), òf dat ze misschien zelfs in het buitenland is overleden. Dat laatste kan natuurlijk, er werd veel gereisd, ondanks de vele oorlogen in Europa, ondanks het ongemak van dagenlang reizen  in koetsen, op karren of in boten. Of gewoon lopend door het land. De familie van Maria Dorothea Saphir kwam uit Pesth, maar haar broer Adolph studeerde in die jaren theologie in Aberdeen. Haar zus was ook met een predikant, ds C.A.Schönberger, getrouwd en woonde toen nog in Pesth.) Het lijkt me waarschijnlijk dat ze stierf tijdens een zwangerschap of bevalling, gezien de geboortejaren van haar twee zoons in 1845 en 1848. Een derde kindje in 1850 lijkt waarschijnlijk.

 Daarnaast maakt deze vrouw zelf het me het zoeken ook niet heel gemakkelijk. Bij haar geboorte kreeg ze van haar ouders de naam Leánya Sarlotta mee. Op 9 mei 1843 staat er op haar doopbewijs dat Charlotte de doopnamen Maria Dorothea ontvangt,  naar de aartshertogin van Hongarije die nogal in haar sas was met de inspirator van de doop: Carl Schwartz. In het Reveilarchief in Amsterdam ligt zelfs nog een mooi cadeau (gouden horloge?) dat het jonge paar bij hun huwelijk, ook in 1843 , ontving van deze hooggeboren dame.In het Hongaarse origineel werden die namen zo geschreven: Mária Dorottya Sarlotta. Maar als het jonge stel Carl en …tja, zich inschrijven in het vreemdelingenregister in Amsterdam in 1849 staat er: “vergezeld van zijne Echtgenoote Sophie oud 25 jaren en twee kinderen. “. Geboortenaam, roepnaam, doopnaam en daarbovenop dan nog de saus van burgerlijke stand ambtenaren die hun hand niet omdraaien voor een t meer of minder (Schwartz of Schwarz), haar ergens doodleuk Johanna noemen (en ja, er was ook een Johanna Saphir in town, maar die was een jaar of vijf jonger  ). Om gek van te worden! Maar dat doen we niet natuurlijk. Loslaten, uitademen en doorgaan met spoorzoeken. Wat vertelt dat spoor, zoals ik het vond in de archieven?

Vreemdeling in Amsterdam

Uit Berlijn arriveerden in 1849 Carl Schwartz in Amsterdam met zijn vrouw en twee jonge kinderen. **) Dat waren de in 1845 geboren Alexander en de in 1848 geboren Carl Gottlieb Philip. Hun geloof was ‘evangelisch’, van de vader van dit gezin werd een beschrijving opgenomen in het register. En zijn paspoort werd hem teruggegeven. In de komende jaren moest Carl zich steeds weer melden bij de vreemdelingendienst, een keer of drie per jaar lijkt het. En steeds werd de inschrijving verlengd. In 1849 settelt het gezin aan de Rozengracht 17. In 1850 staat er in het register: woonplaats Prinsengracht bij het Molenpad, 33 jaren, gezond van kleur, evangelisch. Hij is in Amsterdam “om eenigen tijd alhier verblijf te houden.” In 1851 verandert dat verblijf houden in “om zijn beroep uitteoefenen” . Het adres is nog hetzelfde, maar zijn reisverblijfpas wordt ingetrokken “op last van den Heer Dir.ad.int.&ingevolge Art.19 der Wet van 13 Aug.1849.”

 De Prinsengracht vermoedelijk rond 1865 gefotografeerd door een Franse fotograaf. Dubbel ivm het gebruik van een stereoscoop.

Op 4 juli 1853 staat Carl Schwartz nog steeds ingeschreven in het vreemdelingenregister. Zijn beroep is dan predikant, het paspoort dat hij liet zien op 20 mei 1853 in Berlijn door de Minister van Buitenlandse Zaken uitgegeven, nr 1137. Het bevat een signalement, dat bij gebrek aan een foto aardig is om door te nemen. Schwartz is 35 jaren, 1 el en 740 strepen lang. Zijn voorhoofd is rond, zijn haar, wenkbrauwen en ogen zijn bruin. Zijn neus en mond zijn matig (wat zijn in godsnaam een matige neus en mond?!), zijn kin is ovaal, zijn baard bruin en zijn aangezigt is ook ovaal. Deze man van 1 el en 740 strepen woont nu aan de Prinsengracht, bij de Reguliersgracht. Typisch is, dat er geen huisnummers genoemd worden, terwijl het bevolkingsregister wel met huisnummers werkt.

Waren ze de enigen die zich vanuit Europa vestigden in Amsterdam? Bepaald niet. Het doornemen van de registers in het archief roept een bonte wereld van immigranten op. De stad moet een smeltkroes zijn geweest van arm, rijk, gelukzoekers, vredezoekers, plaatselijke families, reizigers, jong en oud. Neem alleen de Schwartzen met een t al, ze komen uit andere plaatsen in of delen van Nederland, uit Wenthausen, Riga, Bremen, Memel, Hamburg, Rintelen, Lauchstadt, Borholz, Durlach, Bützen, Bocholt, Bonn, enzovoort. Vaak uit Duitsland en Oost-Europa. In de jaren 1851-53 lijken er al 53 Schwartzen ingeschreven van meerdere gezindten:  N-H, RK, evangelisch Luthers. De ‘mosaïsche godsdienst’ is niet oververtegenwoordigd, dat is een enkeling in de registers die ik inzag.  Op een gegeven moment stopt ook het noteren van de godsdienst. Maar we weten dat progroms in Rusland en aangrenzende landen in Oost- Europa zorgden voor een trek naar West-Europa, waar steden als Amsterdam nieuwe kansen boden maar ook een grote hoeveelheid nieuwe armen binnen de stadsgrenzen kreeg. Bij nadere beschouwing blijkt het ook niet om 53 verschillende Schwartzen te gaan. Iedere mutatie werd genoteerd, er waren blijkbaar genoeg ambtenaren en klerken om alles netjes bij te houden. Kijk je op een willekeurige plek in een willekeurig jaar rond 1850 in het vreemdelingenregister, dan zie je ook behoorlijk wat mensen die uit Frankrijk deze kant op kwamen. Een aantal in de UK geboren nederlanders. Belgen. Omdat ik toch al overal leuke zijpaden tegenkom, heb ik me heel knap beperkt en het gelaten voor wat het is, dit onderwerp. Maar dat Amsterdam een Europese stad was in de negentiende eeuw en aantrekkingskracht uitoefende op vogels van diverse pluimage, ja dat lijkt mij wel duidelijk. Dat is het verhaal dat tussen de regels te lezen is op vergeeld papier, waar de namen van veel mensen en de soms piepklein daarbij genoteerde notities een eigen verhaal vertellen.

Amsterdam was een volle stad. Vol met mensen, vol dieren, vooral paarden. Mensen verplaatsten zich te voet, op de rug van een rijdier, met karren, kruiwagens, in koetsen. Paarden trokken koetsen, karren, trekschuiten en vanaf 1874 in Amsterdam ook de paardentram. Het moet een behoorlijke herrie zijn geweest, op straat. Al die karren en koetsen rammelden en ratelden. Hondenkarren waren kleiner en konden overal wel tussendoor lopen.  Grachten en havens lagen vol zeil- en trekschepen, die bedrijvigheid met zich meebrachten. Artis, opgericht in 1838, bracht geheel nieuwe geluiden het stadsleven in, van dieren uit den vreemde die er gehouden werden. Kinderen waren overal, pas in 1900 werd een leerplichtwet aangenomen die aan kinderarbeid een eind moest maken. Kinderen droegen in de armere gezinnen dus noodgedwongen bij aan het gezinsinkomen en werkten waar mogelijk, in de industrie, in de stad in bedrijfjes van hun ouders, op het land. Kinderen uit meer welgestelde gezinnen gingen naar school (jongens), werden mee uit wandelen genomen. Vrouwen en meisjes van jong tot oud en arm tot rijk hadden ook hun eigen rol in een duidelijke maatschappelijke ordening. Van meisje voor alle dagen, kok of werkvrouw, naaister of winkelvrouw tot een dame met een keur aan sociale taken en verplichtingen. Een mengelmoes aan rollen waar men toen goed de orde van kende.

De aantrekkingskracht van Amsterdam kwam niet alleen door de relatieve vrijheid die burgers er genoten, ook uit andere culturen en religies. Er waren veel grote bouwprojecten die arbeiders trokken. Het centraal station, het paleis van volksvlijt, het concertgebouw, de stadsschouwburg en de beurs zijn voorbeelden van grote projecten waar ongeschoolde arbeiders werk vonden, meestal per project en voor een laag loon. Ook de opkomende industrie bood werk. Tussen 1850 en1900 verdubbelde de bevolking en er ontstond woningnood. Dat de stad vol was zie je ook terug in de bevolkingsregisters. Er verschijnen steeds meer toevoegingen bij een adres als: onder de voorkamer, of: huis. Vooral ‘onder de voorkamer’ vind ik een mooie, maar ik ben blij dat ik niet zo hoef te wonen. Het voelt krap en benauwd aan, eigenlijk zoals nu nog veel studenten in Amsterdam noodgedwongen voor veel geld in kleine kamers wonen. Er werd in die jaren dus ook noodgedwongen gedeeld en bij elkaar ingewoond. Met alle nieuwkomers groeide de stad uit zijn jas, nieuwe wijken verrezen buiten de oude grenzen.

 Het Jonas Daniël Meijerplein met de Hoogduitse Israëlische synagoge, het hart van de Amsterdamse jodenbuurt. foto rond 1900, ook voor de stereoscoop

 

Het gezin van Carl en Cornelia Schwartz- van Vollenhoven

Er is een aardige bron die deze jaren van de familie Schwartz in Amsterdam van dichtbij inkleurt: het Dagboekje van Hanna da Costa- Belmonte. Hanna was de vrouw van Isaac da Costa en zij en haar man behoorden tot de vriendenkring binnen het Reveil. Lezend in haar dagboek volg je gebeurtenissen in het gezin van Hanna en Isaac, maar ook in de kring van vrienden om hen heen. Zo kun je lezen dat zondag de 22e augustus 1852, een ‘ onvergetelijken dag’, ‘ had Ds.Schwartz in zijn kerk gepredikt, en willende met zijne vrouw in een vigilante terug keren, was het paard zeer wild. De lijssels braken en de vigilante kantelde om in het water. Gelukkig, mevrouw ziende het naderende gevaar, sprong er gelukkig zonder eenig letsel uit, maar Ds.Schwartz had daartoe geen tijd; stortte zo over in het water en met zijn aangezicht in de modder. De Heere die de Zijnen niet verlaat nog vergeet, heeft hen wonderbaarlijk gered en buiten ene verzwikking aan den voet van Ds.Schwartz kwamen zij er zonder verdere ongelukkig af, innig dankbaar gelijk wij allen dat de Heere hun het leven behouden had. Tot dusverre heeft het hen geen nadeel gedaan. Niettegenstaande deze catastrophe had de reunion des avonds toch plaats met de Schotse vrienden. Wij waren er allen tegenwoordig. ‘ ***) Leuk, zo’n verslag van een heftige gebeurtenis voor het Nieuwe Gebouw aan de Oudezijds Voorburgwal, waar Schwartz sinds kort preekte omdat dat in de ‘ Persiaanse kerk’  (nu de Armeense kerk)  in de jodenbuurt niet langer mogelijk was. Een kanttekening voor wie niet zo vaak negentiende eeuws leest: lijssels zijn de leidsels van het paardenhoofdstel, een vigilante een gesloten (huur)rijtuig.

Wat lezen we nog meer in Hanna’s Dagboekje? We maken mee hoe het Schotse seminarie opgericht werd, een opleiding voor zendelingen/ dominees. Hoe Schwartz De Heraut opricht, een journaal waarin hij en anderen schrijven om zo vele adressen ( 5  a 6000 adressen in 1864)  in Amsterdam in schrift te vertellen over zijn zendingswerk onder de joden.****) We lezen hoe Carl Schwartz een gewaardeerd lid van de Schotse zendelingskerk was, hij blies voor vele Nederlanders het geloofsleven nieuw leven in. De joden bereiken was in Amsterdam moeilijker dan elders in Europa. In het oosten van Europa stonden veel joden verder af van een religieus leven, waarmee ze nog slechts met dunne draden verbonden waren. Een nieuwe invulling en inspiratie zoals Schwartz en zijn collega’s brachten werd verwelkomd door velen. Dat verklaart zijn populariteit in steden als Pesth, Praag en Berlijn. In Amsterdam lag dat heel anders.De meeste joden moesten weinig van hem hebben, ze woonden veelal dicht bij elkaar in de jodenbuurt en hielden vast aan hun tradities. Wat zendelingen als Schwartz deden, dat vond men heiligschennis. Het heilige vuur dat hem dreef werd als uitermate irritant ervaren.*****) In Amsterdam was Schwartz vooral populair bij en een geestelijk leider voor christenen die inspiratie vonden in de link die hij legde tussen de oorspronkelijke teksten uit de Torah en Talmoed en die verbond met een enthousiast geloof in de Messias, Jezus van Nazareth. ******)

Wat het leren begrijpen van Schwartz’ plek in de geschiedenis zo bijzonder maakt voor mij, is dat ik zelf opgegroeid ben in een gezin waarin mijn ouders met dezelfde dingen bezig waren. Zij waren vertrokken uit de meer orthodoxe hervormde kerk van hun ouders, en vonden aansluiting bij ds Willem Barnard die, dachten wij, vernieuwende dingen deed door zijn kudde te vertellen over de oorsprong van de oude verhalen, de bron van het christelijke geloof. Uiteindelijk waren ze actief in het Leerhuis in Arnhem, kregen nieuwe vrienden die voor de Vereniging Vrienden voor Israël actief waren. Joden en christenen die investeerden in elkaar en het opbouwen van een respectvolle relatie na WOII. Mijn moeder leerde zelfs Hebreeuws en begeleidde in de laatste jaren van haar leven samen met een rabijn en een pastor studiegroepen waarin oude teksten uit de Tenach gelezen en geïnterpreteerd werden. Niet zo heel anders dan waar Carl Schwartz mee bezig was. Wel een heel andere tijd, met een andere benadering. De typisch negentiende-eeuwse nadruk op zending kennen wij nu niet meer.  Het is voor mij een bizarre ontdekking dat deze beweging honderd jaar ouder is dan ik wist en dat er na al het werk dat Schwartz en de zijnen deden toch nog 2 wereldoorlogen en een holocaust plaats hebben gevonden. Maar nu terug naar het verhaal van Schwartz en zijn christelijke fans in 1850.

De familie Van Vollenhoven bijvoorbeeld, was een trouw bezoeker van de Waals-Hervormde kerk en ging luisteren naar de preken van de nieuwe dominee. De dames, mevrouw en haar dochters, hielpen waar mogelijk mee met het doen van charitatief werk. Vrijwilligerswerk, zouden we nu zeggen.  In de negentiende eeuw was er nog geen aow, geen bijstand of weduwen- en wezenwet. De kerk en haar actieve leden organiseerden veel van het sociale werk dat nodig was om armen, kinderen, daklozen, hulpbehoevenden, weduwen, wezen en zieken te helpen. Dat goede werk werd lustig met zending gecombineerd, zeker als arme joden werden bezocht. Carl Schwartz werd bewonderd door de dames van de Amsterdamse kerk om zijn inspirerende ideeën. Zijn energie en enthousiasme, zijn drive en kracht te vernieuwen.Carl Schwartz had veel ideeën voor goede werken, maar hij was er de man niet naar om zelf de jodenbuurt in te gaan. Dat deden dan de dames van het Reveil. En zo leerde waarschijnlijk Carl Schwartz, die in 1850 een jonge weduwnaar met 2 jonge kinderen was, Cornelia van Vollenhoven kennen.

Cornelia was even oud als zijn jong overleden vrouw, 28 jaar. Ze was actief binnen de kerk. Ze was vlot, goed opgeleid, en niet dom. Ze woonde tot haar huwelijk op 30 oktober 1851 nog op Heerengracht 583 bij haar ouders, en trouwde van daar uit. Op 5 november 1851 stond ze ingeschreven op Rozengracht 17, samen met Carl Schwartz en de 2 jongens. Ze woonden er tot 13 mei 1852.

Het is opnieuw Hanna da Costa die in haar dagboek schrijft, dat op 13 november 1852 een dochtertje van Carl en Corrie is geboren. ‘ Saturdag 13 november kregen wij de tijding dat mevrouw Schwartz- Van Vollenhoven allervoorspoedigst bevallen was van een welschapenene dochter, genaamd Marie. Alles liep best tot den 17den, wanneer het lieve kind onverwachts ongesteld werd, men bevestigd zag de vrees dat de schrik op het wichtje was geslagen, en ten gevolge waarvan het op dien avond stierf. Groot was de droefheid en teleurstelling der ouders.’  Het meisje staat in het bevolkingsregister ingeschreven als Maria Cornelia, geboren ‘ des voormiddags om 3 uur, Prinsengracht buurt AA n0 520. Deze dochter werd slechts 4 dagen oud’. Ik leef mee met de ouders, het lijkt me vreselijk om een baby te verliezen. Maar waaraan? Wat gebeurt er als de schrik op je slaat? Erg sneu was het wel.

 J.C.K.Klinkenberg, Gezicht op de Herengracht te Amsterdam

 Isaäc Israëls, Sjouwers op de Prinsengracht. 

Het zal een kwestie geweest zijn van een volle stad en een uitdijend gezin, maar er werd vaak verhuisd. Het adres bleef aan de Prinsengracht, het nummer veranderde. Het is Henri Polak die in het Memorboek van Mozes Heiman Gans aan het woord komt over de jodenbuurt en meer specifiek de Prinsengracht: ‘ Op de Prinsengracht, langs den Jordaan en in enkele van de straten dier stadswijk bevonden zich vele schaft- en eetgelegenheden, aan Joden toebehoorende; zij waren er omdat destijds daar ter plaatse de groentemarkt gehouden werd, waar de tallooze Joodsche venters hunne negotie kwamen inslaan, zeer vroeg in den morgen, en daarna kwamen ontbijten; van andere eethuizen zouden de toen vrijwel alle zeer orthodoxe kooplieden geen gebruik gemaakt hebben.’  Een levendig geheel dus! (Gans wijdt ook weinig genuanceerde, kritische tekst die zelfs blijk geeft aan gebrek aan inzicht, aan het functioneren van papa Schwartz, daar kom ik wellicht later nog eens op terug).  Het Amsterdamse archief hield netjes bij wie waar woonde, boven of beneden, in de kelder of op zolder. Zo vond ik terug dat op Prinsengracht 520 Johannes en Elisabeth werden ingeschreven, de oudere broer en zus van Josua die John en Lizzy genoemd werden. Ze werden in respectievelijk 1854 en 1856 geboren, keurig met een interval van 2 jaar. Helaas is niet alle tekst in het bestand goed leesbaar, maar het lijkt erop dat dit geen heel huis was dat werd bewoond door het gezin, maar een boven- of benedenhuis.  Het is ook in 1856 dat Carl Schwartz Nederlander wordt, en de in gang gezette naturalisatie aanneemt. Ze verhuizen naar de Prinsengracht 456, ook een in de 17e eeuw gebouwd pand, maar dan een met wat meer ruimte voor een gezin met ondertussen zes kinderen. Het is op dat adres waar wordt op een dag Josua Marius Willem wordt bijgeschreven, kort na 15 augustus 1858. Na hem volgt nog een jonger zusje, Mary Wilhelmina in 1862. Nog een ander adres vond ik in de jaren 1860: Prinsengracht 636. Een huis met halsgevel, deur en omlijsting uit de  17e en 18e eeuw. Ik had graag een mooie foto van het geboortehuis van Josua Schwartz geplaatst, maar daarvoor moet ik eerst nog eens naar Amsterdam afreizen. Het is wonderlijk, de afgelopen jaren was ik vaker in London dan Amsterdam.

Jozua noemden zijn ouders hem. Een bijbelse naam voor een jongetje dat op zou groeien tot een religieus mens.  ‘Jahweh redt, is hulp’ betekent deze Hebreeuwse naam, waarvan de Griekse vorm Jesus is. Hij is vast gedoopt door zijn eigen vader, zoals blijkt uit een doopbrief doopte die ook zijn zusje. In de familiekring lijken het Hollandse Joost en de Engelse Josua gebruikt te worden. Is hij vernoemd naar oom Jozua? Jozua van der Poorten van Vollenhoven woonde aan de Brouwersgracht 320 in een bovenhuis. Hij trouwde drie keer en bleef kinderloos, zijn vrouwen stierven jong en binnen tien jaar. De derde in het jaar van Jozua’s geboorte, wat een treurnis. Het is het ‘ van der Poorten’ van deze oom dat Joost/ Jozua later aan zijn naam zou toevoegen, zodat die langer klinken zou. In de Letters ondertekent hij later brieven aan zijn vrouw met Joost.

Hoeveel aandacht kreeg deze nieuweling in het gezin? Ik vraag me af hoe in die augustusmaand de sfeer in huize Schwartz was. Twee weken voor de geboorte van Josua, op 1 augustus, was er tijdens een dienst een aanslag op Carl Schwartz’  leven gepleegd. Schwartz stond op de kansel, de 15-jarige joodse jongen Samuel Abraham Hirsch ging plotseling naar de kansel en stak hem enkele keren met een dolk in arm, borst en schouder. Hij was ernstig gewond, het duurde twee maanden voordat hij weer voldoende hersteld was en aan het werk kon gaan. De Greef beschrijft hoe Schwartz wijs reageert, begrijpt dat de aanval in feite niet tegen hem gericht was maar tegen een ander. De ouders van Schwartz kwamen naar Amsterdam, om hun enige kind een hart onder de riem te steken? Hoe lang ze bleven weet ik niet, er is verder niet veel bekend over dit bezoek. Maar wat moet dit een heftige tijd zijn geweest in het gezin met een vader die herstellende was van een aanslag op zijn leven, een moeder die in haar laatste dagen liep met om zich heen een paar oudere en twee heel jonge kinderen. En dan de geboorte en eerste weken van Josua. Zou zijn vader genoeg hersteld zijn geweest om van zijn jongste spruit te genieten? Dan zou het juist ook een mooie, warme tijd geweest hebben kunnen zijn. Met veel aandacht voor herstel en nieuw leven. Carl was er de man naar om van kinderen te houden, dat blijkt uit bewaard gebleven publicaties. Hij had oog voor hun eigenheid, hun ontwikkeling en keek met liefde. Dus wie weet had die aanslag wel een mooie kant, dat een vader die normaal midden in het leven stond en druk doende was in de wereld zijn punt te maken juist rond de geboorte van Josua gedwongen werd om rust te houden.

Het begin is er. De geestelijke vader van Maarten Maartens is geboren in Amsterdam, in 1858. Ik heb veel gelezen, gespeurd en geleerd van het zoeken in diverse bronnen, die ik hieronder gewoontegetrouw meegeef. Tot slot krijgt u een aardig schilderijtje mee van een jonge moeder, die vast iets minder welgesteld was dan die van onze baby, maar ook lief. Het is mooi geweest, ik zet mijn bronnen in de kast en ga een paar weken op reces. Daarna pak ik graag de draad weer op, er is nog heel veel te ontdekken! U, lezer, wens ik een fijne zomer.

links: J.A.Neuhuys, Interieur met een moeder bij een kind in de wieg. 1878

 

*) genealogische bronnen gebruikt in 1984-6:

  • E.A. Beresteyn, Genealogisch Repertorium, Den Haag 1972
  • A.A. Vorsterman van Oyen, Stam en Wapenboek van Aanzienlijke Nederlandsche Familiën, Groningen 1885-1890.
  • P.G.van Epen (red.), Nederlands Patriciaat.  (deel 16 en 48)
  • E.B.B.F Wittert van Hoogland, De van Nassau Zuylesteins en hunnen afstammelingen, ‘s-Gravenhage, 1909.
  • B.N.T.L blz 1239-1242

De bronnen voor 2017:

**) https://archief.amsterdam.nl    en monumenten.nl

***) Hanna da Costa-Belmonte, Dagboekje van. Bewerkt en toegelicht door dr.O.W.Dubois. Heerenveen 2000. blz.145, 148-149.

****)  Op Wikipedia en bij Digibron is het gemakkelijkst informatie over De Heraut en Schwartz’ rol te vinden.

*****) Mozes Heimans Gans, Memorboek. Platenatlas van het leven der joden in Nederland van de middeleeuwen tot 1940. Baarn 1971. (gebruikte druk 1971, 7e)

******) Meer over het religieuze leven van Carl Schwartz is na te lezen in de studie van dr.W.de Greef,  Carl.A.F. Schwartz, in de serie Messiasbelijdende joden, vergeten eerstelingen. Leiden 1990

Kopieën uit het archief van het Reveil, ingezien bij mevr. Marie Kranendonk-Schwartz m.b.t. Carl Schwartz en Maria Dorothea Saphir.

de gebruikte foto’s komen uit: Leonard de Vries, Nederland 1857-1920 gezien door de Stereoscoop. ‘s-Gravenhage 1989.

Edmund de Waal, De haas met de amberkleurige ogen. The house of books, Amsterdam, 2010.

Annejet van der Zijl, Gerard Heineken. De man, de stad en het bier. Querido, Amsterdam Antwerpen, 2014.

 

Over potgrond, Amsterdam en Utrecht

De afgelopen maanden was ik tijdens mooie uren overdag intensief bezig een stuk tuin om te toveren tot een moestuin, waar naar heel oud gebruik in moesbakken groente gekweekt kan worden. Die poging waagde ik 3 jaar geleden ook al, maar die was niet zo heel succesvol. Een teveel aan slakken, die een goed nest vonden tussen kweek, hanepoten en klimop in een te schaduwrijke tuin leerden me hoe belangrijk het is om de zon een kans te geven en groente beter te beschermen. Hoewel ministers anders beweren, is het na het verlies van een baan een goed idee om eigen groente te kweken. Goed voor meditatieve uren, lichaamsbeweging, aards geluk en gezondheid. Het levert biologische groente op die lekker is en gezond. Het levert geluk op, want ik weet nog steeds weinig dat zo bijzonder is als de groei van piepklein puntig of gekreukeld zaadje tot eetbaar lekkers (of een nieuw mens!). Het levert spierpijn op, bewijs van lichaamsbeweging en inspanning. Ook met een kleine tuin kun je een belangrijke bijdrage leveren aan biodiversiteit en het leven van insecten en vogels. En op termijn is het goedkoper dan groente, kruiden en fruit kopen. Ik prijs mezelf dus gelukkig dat we inmiddels vaak kunnen genieten van wat de moesbakken opleveren.
Mevrouw B in haar moeshoek
Een belangrijke component van het aanleggen van een moestuin is het zorgen voor goede grond. En het is die grond, het maken van eigen compost en  de studie van wat daarin werkt, die voor mij de link vormt naar familie-onderzoek. Een mens wordt immers ook geboren in een bepaald klimaat, met specifieke genen, een omgeving die wel of niet groeizaam is, stimuleert, sterk of zwak maakt. Men wordt gekreukeld geboren, of glad en gaaf. Men is direct al kansrijk of zal dat nooit zijn. En alles wat daar tussenin zit. Het geheel van al die factoren maakt een mens uniek. Verschillende kinderen in een gezin laten zien dat het niet alleen de erfelijkheid of omstandigheden zijn, maar ook de eigen kwaliteit die mogelijkheden geeft. Of niet. Dat onze schrijver hield van zijn familie is me inmiddels duidelijk geworden via mondelinge (familie) en schriftelijke (The Letters) bronnen. En dat zijn uiteindelijke thuis, De Zonheuvel in Doorn, veel familie welkom heette tijdens en na zijn leven voor visites en logeerpartijen ook.
familiefoto’s op glasplaat *)
familiefoto’s in het archief **)
Over dit alles mediteren werd in regenachtige, te warme, te natte of late uren omgezet naar het zoeken van meer informatie over Maartens’ biografie in de stad waar hij geboren werd en waar hij studeerde. Ik speurde naarstig in de online archieven van Amsterdam en Utrecht. Dat bleek fascinerend. Steeds vaker ging ik op zoek in uurtjes die over waren, gedreven door speurzucht. Ik voelde me een detective en dat was heerlijk. Een detective van het soort dat in Origines op TV5 Monde op maandagavonden mijn Franse les vormt: een genealoge die inzicht geeft en onderzoek vooruit helpt door via archiefonderzoek meer over verleden levens aan het licht te brengen. Het is op het moment met stip de leukste detective die ik zag.  Oui, madame Margot Laurent en ik voelen ons verbonden, al heeft zij daar natuurlijk als filmpersonage geen idee van!
Tot nog toe zocht ik, eigenlijk bij toeval en door de loop van mijn eigen leven, naar sporen van de jonge Josua Schwartz, zijn vader Carl en het gezin in Londen. Simpel gezegd waren dat de lagere schooljaren van Josua, van zijn zesde tot twaalfde jaar tussen 1864 en 1870. Amsterdam en Utrecht speelden in zijn jeugd en jonge jaren ook een grote rol.  In Amsterdam werd op 15 augustus 1858 de kleine Josua Marius Willem Schwartz geboren. Van 1858 tot 1864 leefde het gezin daar, met vader Carl, moeder Corrie, de oudere broers uit vaders eerste huwelijk Alexander en Gotlieb, en de broers en zusjes John, Mary en Lizzy.
Tussen de oude handschriften, regels ingevuld in bevolkingsregisters van geboorte en overlijden, van zich vestigende vreemdelingen, bewoning van bepaalde huizen, lees ik de verhalen van de familie. Een laat huwelijk, een huwelijk met de handschoen (?), een (schoon)moeder die bepaald geen saai leven had en een sterke vrouw moet zijn geweest. Vaders die sterven terwijl hun kinderen nog jong zijn, baby’s die sterven, ooms die kinderloos blijven; in een grote familie als die van Joost Schwartz komt het allemaal voor, en nog meer. In Utrecht studeerde Schwartz als jonge man, zijn moeder en zusjes woonden er de rest van hun leven en zijn schoonmoeder ook, zo’n beetje om de hoek. Hij trouwde er zijn Anna, werkte er aan de universiteit en verliet daarna de stad voor een andere invulling van zijn leven. De Utrechtse heuvelrug zou zijn thuisbasis blijven, reizen naar andere oorden bleef een terugkerend patroon.
In de komende paar berichten op deze door mij gehuurde plek op het www wil ik graag meer vertellen over mijn speurtocht in het verleden en wat ik daar vond. De vondsten kleuren de grond waarin hij wortelde, het klimaat waarin hij meer en minder gedijde. En bij het lezen van zijn poëzie en romans geven ze mooie achtergrondinformatie, soms grappige details, en minimaal een inkleuring van het geheel. Meer kennis geeft domweg meer begrip en inzicht.
*) met dank aan mevr. Marietje Kranendonk- Schwartz, voor deze foto’s en de titelfoto.
**) in het Utrechts archief bevindt zich materiaal uit de families Van Vollenhoven en  Le Jolle. o.a. deze foto uit 1898 van het huishouden van Anna’s moeder en Joosts schoonmoeder mevr. Elisabeth Jacoba van Vollenhoven- de Wildt bij haar huis aan de Maliesingel 27 in Utrecht. (www.hetutrechtsarchief.nl)

In between questions. Londen in de wacht. Maar ook: vooruitkijken.

Hoe krijgt een mens een beeld van het leven van andere mensen in een ander tijdperk? Zeker ook door te kijken, schilderijen te bekijken en de verhalen van kenners daarbij te lezen of beluisteren. Ik zit af en toe met Jeremy Paxman’s “The Victorians, Britain through the Paintings of the Age” op schoot. *). Bovenstaand schilderij, The Bank and the Royal Exchange uit 1887 laat ons een druk uur in de Londense binnenstad zien. Een volle omnibus, karren met vracht, wandelaars op de stoepen, een politieman die een bedelend meisje met een jonger kind op de arm berispt.

Paxman vertelt hoe dit schilderij ons laat zien dat de burgerij zich bewust was van het lot van de armen en dit hen juist inspireerde tot meer en harder werken. Armoede was een vreselijk lot,dat iedereen kon treffen. Arm en rijk leefden dicht bij elkaar. Er had zich in die tijd ook een nieuw bewustzijn onder de mensen verspreid, dat laten andere schilderijen met stadsleven en burgers ons zien. Dat was het gevoel, dat die drukke stad met al zijn lawaai, rook en mensenmassa’s toch niet zo’n nachtmerrie was als men eerder dacht, als je er maar aan gewend was.

De British Bee Hive van George Cruikshank (1840) *) toont ons de Britse maatschappij in de negentiende eeuw, de victoriaanse tijd waarin Queen Victoria regeerde. De Queen was een leeftijdgenoot van Maartens’ vader, en regeerde vanaf 1837 het Britse Rijk. Het werk laat ons goed zien hoe de Victorians zich hun eigen wereld voorstelden: als een bijenkorf met een eigen positie voor een ieder op de sociale ladder volgens een strikte hiërarchie.. De koninklijke familie bovenaan, gevolgd door de adel, de kerk (‘all religious denominations,’/ alle kerkelijke richtingen), wetenschap,  kunsten en ambachten, de boerenstand en de industrie en uiteindelijk het werkhuis als sociale onderlaag. Het was een wereld die aan verandering onderhevig was, er ontstond met de groeiende industrie en handel een hele nieuwe klasse van nieuwe rijken. De nouveau riche infiltreerde in de oude orde, daagde gegoede burgerij en aristocratie uit en er ontstonden nieuwe verhoudingen, die zowel in de nieuwbouw in de stad als in het sociale leven merkbaar waren.   In deze  tijd groeide de schepper van Maarten Maartens en zijn romans en verhalen op, deels in London en deels in Nederland, waar de invloed van Engeland voelbaar was. In de nadagen van Victoria publiceerde hij zijn eerste werk, en hij ging door met publiceren in de Edwardian tijd, die begon na de dood van de Queen in 1901, toen haar zoon als King Eduard op de troon zat en er een andere, frissere wind waaide in het VK.

Ik wil graag nog eens naar het Victoria and Albert Museum om dit werk in het echt te zien, bij deze print heb ik een vergrootglas nodig.  Wat de afbeelding wel goed laat zien: de Schwartzen hadden het niet slecht op de maatschappelijk ladder, daar in het VK. Vader Charles moet aanzien genoten hebben, met zijn beroep zo hoog in de korf en op gelijke hoogte met de rechterlijke macht. In morele zin waren dominees natuurlijk ook leiders.

Er zitten absoluut humoristische kanten aan Cruikshanks visie. Nadere bestudering met het vergrootglas is een aangenaam tijdverdrijf. De Bank van de rijken der aarde bijvoorbeeld, bevindt zich bijna onderaan. Het ego van de gemiddelde bankier, zoals we dat kenden en kennen, was toen in geen verhouding met zijn maatschappelijke status. Met een verse herinnering aan Jane Austen’s  Persuasion, zie ik het leger en de marine daar nog onder, op gelijk niveau met het werkhuis. Geen wonder dat de snobistische vader van Anne Elliott haar liefde voor de marineman captain Wentworth niet zag zitten. Met deze afbeelding in de hand kun je romans en verhalen anders, misschien beter gaan begrijpen, voor zover de setting Brits is. Maartens schreef voornamelijk over Hollandse milieus en de vraag is nu natuurlijk, in hoeverre Engeland en Holland qua sociale ordening op elkaar leken. (notitie maken —> historica met kennis van deze dingen op de thee vragen).

De Londense periode is belangrijk geweest voor het gezin Schwartz en de ontwikkeling van Josua. Zoveel betekenden die tijd en taal, dat het gezin in de jaren na Londen thuis Engels bleef spreken. Zonder het overlijden van Carl Schwartz was er vast ook geen einde gekomen aan het wonen, werken, schoolgaan en studeren in die stad.  Na het schrijven van 2 verhalen met Londen in de hoofdrol,  ben ik nog niet klaar.  Er liggen vragen te wachten en er zijn vragen bijgekomen. Niet eerder heeft een onderzoeker van Maartens veel aandacht aan die periode geschonken, daarom ga ik graag door met zoeken en liefst ook: vinden.

Toen het gezin Schwartz in 1864 naar Londen ging, was Joost 6 jaar en zijn broertje Johannes  8. Joost werd Josua, in feite zijn doopnaam. En Johannes werd John.  De oudere broers Alexander en Carl waren respectievelijk 19 en 16. Waar gingen de jongens naar school? Carl ging mee, dat weet ik.**)  Alexander ook?  In die tijd was het gebruikelijk dat jongens uit de betere klassen naar school gingen en meisjes of door een capabele moeder of door een gouvernante werden opgevoed en onderwezen. De kans dat Josua’s zusjes Lizzy (8) en Mary ( 2)  thuis onderwijs kregen is groot. Nou ja, Mary speelde waarschijnlijk vooral, dreumes die ze was. Josua en John gingen naar een school, daar is bewijs van. Het vinden van die school blijkt niet heel gemakkelijk te zijn. Scholen houden op te bestaan of gaan samen met andere, ze verhuizen van adres of veranderen van naam.  Straten verdwijnen door herinrichting van de stad of een bombardement. Ik zal dus de geschiedenisboeken in moeten, wil ik meer te weten komen. Deze eerste vraag staat: op welke school zat Josua en kunnen we die nog bezoeken?

Waar woonde het gezin? De locatie van  het woonhuis, waarvoor ik nu 2 bronnen heb, is niet gemakkelijk terug te vinden. Ook voor deze tweede vraag geldt: de boeken in en het wereldwijde web op, misschien toch nog weer eens naar Londen en dan een archief in. Voor het beantwoorden van deze vragen is een wat langere tijd nodig. Ze behoeven fondsen of een helpende hand in de UK. Maar ach, het vinden van het graf van Carl Schwartz en de Trinity Church was ook niet heel eenvoudig, maar wel heel leerzaam. En uiteindelijk is het gelukt.

Een nieuwe, derde, vraag borrelde ook op, die werd gevoed door contact met  ‘mijn’ victoriaanse boekhandelaar in de UK, die onder andere kinderboeken verkoopt. ***) Welke kinderboeken zou de jonge lezer Joost hebben gelezen? Wat was er populair in die dagen? En welke kinderboeken pasten er speciaal binnen de religieuze denk- en leefwereld van zijn ouders? De immer geduldige kenner van de victoriaanse literatuur stond me bij, onderwees me, gaf tips. Ik heb inmiddels wat werkjes liggen en ga daar te zijner tijd mee in de tuin onder een boom liggen. Pot thee erbij, en laat mij maar lekker onderzoeken. Vanzelfsprekend ben ik heel benieuwd of ik nog verrassingen tegenkom in die victoriaanse kinderboeken.

Na die kindertijd kwam een volwassen leven. Schwartz werd Van der Poorten Schwartz en zijn alter ego Maarten Maartens werd in het leven geroepen. Omdat zijn eerste roman, The sin of Joost Avelingh,  hem al bekendheid bracht en volgende feuilletons,  romans en verhalen die bekendheid versterkten, reisde Maartens met regelmaat naar Londen en maakte daar deel uit van een cultureel leven. Wie waren zijn vrienden en bekenden? Waar verbleef hij, als hij naar de UK reisde? Kunnen we nog plekken terugvinden? Waren er misschien andere Nederlandse schrijvers of kunstenaars, met wie hij daar contact had? Dat het antwoord daarop een  bevestigend ‘ja’ is, dat weet ik al. Maar tussen dat ‘ja’ en een verhaal dat ik vertellen kan zitten toch nog heel wat uren lezen, overdenken en schrijven. Dat sociale leven, de mensen en de plaatsen, is vraag vier over London.

Een leuke vijfde vraag: hoe leefde men in het victoriaanse Engeland? Waarmee werden Josua en zijn familie dagelijks geconfronteerd van, zeg maar,  onderbroek tot beddengoed, van keuken tot salon? Van voordeur tot park? Van winkel tot kerk?  Er liggen nu 3 stapeltjes bronnen op me te wachten. Romans van hedendaagse schrijvers, die het negentiende-eeuwse Londen tot hun onderwerp maakten. Verfilmingen van negentiende-eeuwse romans, waarbij regisseurs er een sterk punt van  maakten om de tijd waarheidsgetrouw weer te geven. En tot slot: historici of auteurs die met liefde voor levende geschiedenis juist door herbeleving een periode onderzoeken. Ik heb altijd veel plezier gehad in het volgen van BBC-uitzendingen over het leven in periodes in de geschiedenis, van het lezen van historische romans, van historische herbeleving.  Dat plezier komt me nu goed van pas.

Dus beste lezer, terwijl u misschien denkt: het is rustig daar in Z, waar zij zit te schrijven…. Valt mee, hoor! Er valt nog heel wat te ontdekken. En tja, er is ook nog een leven naast dit onderzoek. Dat vraagt soms ook met klem om tijd en aandacht.

Met het actieve schrijfwerk zal ik nu eerst wat andere categorieën op de website aandacht gaan geven, anders trekt de zaak wat scheef.

Met vriendelijke groet & tot een volgend verhaal.

 

 

*)The British Bee Hive, 1840, George Cruikshank. In: Jeremy Paxman, The Victorians. Britain through the paintings of the age. BBC Books 2009. pag163 en 42/43.

**) Het dagboek van Betje Boerhave 3, 1875. blz.54. Uitgave van de Stichting Museum voor het Kruideniersbedrijf te Utrecht.

***) Richard Beaton in Lewes, www.victorian-novels.co.uk . Deze site is wat heftig wat kleurstelling betreft, maar laat dat u niet van de wijs brengen. Er zijn schatten verborgen, of u nu online of ter plekke op speurtocht gaat.

 

 

Bronnen

Een onderzoek behoeft bronnen. Die bronnen, als bron van informatie, kunnen wat mij betreft van alles zijn.  Van encyclopedie of naslagwerk tot een lezing van een kenner van de (literatuur van de) jaren rond 1900.  Maartens’ eigen brieven aan vrienden of familie, of brieven die hij ontving. Mensen van toen, die hun gedachten aan papier toevertrouwden. Mensen van nu, met wie je van gedachten wisselt op een symposium. Nazaten van Maartens bij wie je op de thee mag komen,  studies over literatuur, en romans of non fictie die in onze jaren geschreven wordt. Het gemak waarmee ik dit, vast niet complete lijstje uit de mouw schud, laat wel zien hoe groot de hoeveelheid informatie is die je kunt gebruiken om tot meer kennis en inzicht te komen.

 

Het lijkt me aardig om op deze site ook aandacht te besteden aan een aantal bronnen die ik gebruik of gebruikt heb. Al was het maar, omdat ze zo divers zijn  waardoor het bezig zijn met materiaal verzamelen op zich al een genoegen is. En daarnaast zeker ook, omdat een goed beeld van een periode ontstaat door te lezen, kijken, van gedachten te wisselen en luisteren en je zo te oriënteren. Door je niet alleen in je denken, dus intellectueel, maar ook in voelen een beeld te krijgen van deze bijzondere periode in de geschiedenis. Dat voelen klinkt dan wel heel onwetenschappelijk, maar een periode goed begrijpen heeft zeker ook met invoelen van doen. Alleen feitenkennis is, tja, kaal en arm. Het ontbeert kleur, geur en smaak. Ook de zintuigen willen geprikkeld worden.  En juist dat gebeurt door te luisteren, kijken, zien. Door musea te bezoeken en te zien wat schilders en beeldhouwers bezighield. Door een kookboek te lezen en het besef door te laten dringen van de seizoensgroente uit de regio, maar ook van wat geïmporteerd werd door kapitaalkrachtigen. Door oude foto’s, kranten, tijdschriften en boeken te bekijken en kleding in handen te hebben. Het lijkt mij zo toe, dat dit alles mijn lezen van Maartens’ werk en het schrijven erover ten goede zal komen.

(zomaar wat foto’s  van bronnen)

Tijdens de werkfase van dit onderzoek, waarin ik nu zit en zo te zien nog wel even zal zitten, onderscheid ik tot nog toe 6  soorten bronnen.

  • Stemmen uit de tijd. Secundaire bronnen uit de tijd van Maartens  in geschreven vorm.  Die kunnen zijn van literatuurcritici, van collega-auteurs of schrijfsters/vers van een dagboek. Onder ‘de tijd van Maartens’ versta ik dan de levenstijd van zijn schepper, Josua M.W. van der Poorten Schwartz.: 1858-1915.
  • Stemmen over de tijd. Fictie en literaire non fictie uit de periode rond 1900, maar geschreven in onze tijd. Dit is een boeiende categorie. Er zijn schrijfsters en schrijvers die hun kennis, inzichten en onderzoek (ook) delen met hun lezers door vanuit een vakmatige belangstelling en met kennis van zaken verhalen, romans of verhalende non fictie te schrijven.
  • Stemmen uit de familie. Ik ben mevrouw Marie Kranendonk-Schwartz zeer dankbaar, dat ze haar huis, familiearchief en theepot zo hartelijk met me deelt. Samen (her)ontdekken we een stukje geschiedenis. Voor haar het hervinden van haar voorouders. Voor mij een aanraking met wat zo onaanraakbaar lijkt: de sfeer in een familie, de overgeleverde verhalen. En daarbij ook documenten en foto’s die een verhaal vertellen. Ik geniet van onze uren samen.
  • Secundaire literatuur waarin Maartens een plek krijgt. Dit zijn geschreven bronnen, die in gedrukte vorm beschikbaar zijn. Maar ook informatie op het internet, zoals websites en Wikipedia.
  • Beelden uit de tijd. Foto- en beeldmateriaal kan interessante extra informatie geven en een aanvullend beeld scheppen. Wat je daarna leest, kun je dan nog beter plaatsen of begrijpen. Mijn kleine collectie platen- en fotoboeken is groeiende.
  • Beelden over de tijd. Ik heb een bijzonder zwak voor verfilmde romans en (levens)verhalen uit de 19e eeuw. Als een regisseur kwaliteit wil leveren, gaat er veel onderzoek vooraf over kleding, levensstijl, eten en slapen, straatbeeld, sociale omgang, noem maar op. Waarom is dit zo boeiend? De meeste schrijvers in de eigen tijd schrijven niet op wat dan doodnormaal is. Het is zo gewoon, dat het aan de aandacht ontsnapt.  Maar……. wij weten het niet meer! Juist het invullen van wat toen ‘gewone dingen’ waren, maakt dat we een completer beeld van de tijd van Maartens krijgen. En daardoor zijn romans en verhalen nog beter zullen gaan begrijpen.

Het is nu, half maart 2017 , dat ik dit lijstje maak op basis van het soort-bij-soort leggen van mijn bronnen. Stapeltje van dit, stapel van dat, samen 6 stapels. Wat natuurlijk kan, is dat in de loop der tijd toch categorieën samengevoegd worden. Of dat er nieuwe categorieën bijkomen. Maar nu even niet, het is voorlopig ruim voldoende. Dit zijn de 6 categorieën waarover ik ook zal schrijven, voorbeelden zal geven en met u, lezer, delen wat boeiend,leerzaam, opmerkelijk, grappig, triest, kortom: interessant is.

Nu is het mooie voor mij, dat veel bronnen toch al lezend geraadpleegd worden. In de praktijk loop ik al lezend, denkend en schrijvend  tegen vragen aan. Dat worden blanco delen in mijn werkschrift. Met die vragen en mijn hond Monty ga ik op pad in de Drentse natuur. We lopen wat langs sloot en es, of doorkruisen een heideveld. Tegen de tijd dat we langs de Aa of een waterplas of ven lopen, kan ik al wel wat in mijn notitieboekje noteren. En eenmaal thuis eindigen we dan zo: boeken uit de kast of tablet op schoot, de benen gestrekt. Een pot thee, een boek. Wat is het toch een mooi vak, die neerlandistiek!

 

Naar London 2: Trinity chapel in John Street, off Edgware road

2016. “Ik heb een congres eind maart, in Londen. Waar is dat hotelletje van jou? Als er een tweepersoons bed staat, kun je mee hoor, dan kost het je alleen de reis.” Na zulke woorden ben ik weerloos. Dus: hotelletje gebeld, stoelen in vliegtuig geboekt en deze keer met manlief onderweg naar Londen, waar ik me voor het eerst in mijn leven een paar dagen helemaal zelf mag vermaken. Dat is nieuw. Geen kinderen om bezig te houden of iets te leren. Geen collega’s of familie mee, en met iedereen rekening houden. Gewoon lekker zelf. Wat bleek dat heerlijk te zijn.

Mijn programma was simpel. Overdag naar een concert in St.Martin in the Fields, een reeks 2nd hand bookshops langs op zoek naar meer van Maartens. Hier en daar koffie of thee drinken, lunchen, wat slenteren in een park. Maar vooral en eerst: op speurtocht naar de kerk waarin en waar omheen het werkende leven van Carl/ Charles Schwartz draaide. Voelen hoe het is om in de buurt van die kerk rond te lopen, misschien ook het woonhuis te vinden van de familie, weten dat daar 150 geleden de voetstappen van Joost/ Josua in het zand stonden. Voel je daar überhaupt iets bij? Dat wist ik nog niet. Samen met mijn man, die scheepsontwerper is, een bezoek brengen aan de Cutty Sark in Greenwich. Dat was ook voor mij leuk, want dat schip voer rond met thee en andere lading in de dagen van Maartens.Zo’n bezoek kleurt het onderzoek met beelden, voorwerpen, ideeën en ook wat nieuwe informatie. En als toetje: op bezoek bij de antiquaar die me per mail en telefonisch al zoveel leerde en me af en toe van nieuwe boeken voor mijn Maartens-verzameling voorzag. (Dat lijkt me een verhaal apart, misschien een keer?)

Eerst maar eens die kerk. Hem vinden was al heel wat. Dat was eigenlijk tot op de dag van de reis nog niet gelukt, wat de reis extra spannend maakte. Voor mijn vertrek raadpleegde ik een aantal voor de hand liggende bronnen.*)  Helaas werd daarin alleen het centrum van Schwartz’ werkende leven genoemd zonder verdere uitleg. Wel: Trinity Chapel in John Street, off Edgware road. Maar niet waar die te vinden.

Wat doet een mens in 2017? Trinity Chapel invoeren op het internet en dan kijken wat er gebeurt. Dat was wat ik deed in de periode voor ons vertrek. En tja, dat hielp niet. Wat zijn er daar een boel van, drie-eenheid kerken, zowel churches als chapels! John Street dan? Nee, er is er nu alleen in aan de zuidkant van de Thames. Op een kaart van London Egdware Road opzoeken, erover lezen op Wikipedia om te begrijpen hoe deze mijlenlange toegangs- en uitvalsweg naar en van London zich ontwikkeld heeft in de loop der eeuwen, van Marble Arch in het hart van de stad naar het noordwesten, naar Edgware. Helaas, geen clous. Kerken langs Edgware Road dan? Zou ik Trinity Chapel zo kunnen vinden? Nee, helaas.                                                                   Oké, misschien is er zo’n kerk gesneuveld in de tweede wereldoorlog, Londen is nogal flink gebombardeerd. Nu zijn er overal kaarten van op het www, dus ook een uitgebreide kaart van de bombardementen op Londen en wat er waar is geraakt.**)  Geen link met John Street of Trinity Chapel.  Eerst maar eens een verse pot thee zetten en in Marylebone ( waar in West Londen, in de 19e eeuw, veel nieuw gekomen joden woonden) rond Edgware Road speuren naar kerken, de websites van die kerken opzoeken en kijken of er informatie over de geschiedenis te vinden is. In reisgidsen lezen en informatie zoeken over evangelische joden in Londen, over de bouw van een kerk, wat dan ook, snippers informatie. ***) Ook geen succes. Het kostte vooral heel veel tijd.

Dan komt het aan op een nieuwe invalshoek. En daarvoor moest ik eerst een flink stuk met Hond aan de wandel. Me losmaken van een vastlopend idee en open staan voor iets nieuws.  Gelukkig, met een frisse geest kwam die invalshoek binnenvallen: ik ging op zoek naar het messiaanse jodendom. Die beweging van joden in de negentiende eeuw die vanuit een verbondenheid met de eerste volgers van Jezus, in het begin van onze jaartelling, alsnog Jezus als hun Messias erkenden en hun joodse volksgenoten wilde laten delen in hun inzichten en gevonden waarheid. Maar ook: de hand vasthouden van christenen, om elkaar te leren respecteren, begrijpen wat joden en christenen bindt en van elkaar te leren. In heel Europa en ook in Engeland, Schotland, Wales en Ierland waren kerken, opleidingsinstituten, scholen, liefdadigheidsinitiatieven van deze messiaanse joden. Ook in Londen.

Dat bleek een gelukkige zet. Want al googelend op dat immense www stuitte ik op de naam Ridley Haim Herschell, die de stichter was van Trinity Chapel, in John Street, off Edgware road. Zijn gezondheid nam af aan het eind van de jaren 1850,  hij droeg zijn praktische taken over aan zijn staf en stierf in 1864. In dat jaar nam zijn vriend Carl Schwartz zijn taken over. En over Ridley Herschell was niet lang geleden een biografie geschreven. Die kon ik bestellen in het UK. Daarin zou  ik vast meer kunnen vinden, toch? ****)

Met de biografie op schoot zat ik in het vliegtuig en begon te lezen. Opnieuw een jood uit de Poolse provincie Posen, in Pruisisch Polen, die in Berlijn studeerde en uiteindelijk het licht zag in de joodse Jezus, als zijn Messias. De biografie is geschreven door een geloofsgenoot en bewonderaar, het is zoeken naar feiten in de verhalende teksten. Boeiend is het verhaal zeker, want Herschell, geboren in 1795, heeft een rijk en veelzijdig leven geleid. Hij kende armoede en rijkdom, en werd uiteindelijk een wijze societyjood in Londen.  ‘Rabbi’ werd hij genoemd, hij was en bleef een jood en deed wat hij kon om in de wereldstad die Londen toen al was, vol joodse immigranten uit Oost-Europa, zijn volksgenoten een beter leven te geven. De naam Schwartz wordt helaas niet genoemd in het boek. Maar al lezend, in vliegtuig, trein, tube en hotel, vond ik toch wat ik zocht: de plek waar Trinity Chapel stond. En inderdaad, de straatnamen waren gewijzigd.  Vandaar. Ik las over het complex van koetspaardenstallen, dat met de bouw van het metrostation Edgware Road niet meer nodig was. Het aantal koetspaarden dat nodig was nam al af, met de toename van het gebruik van de metro. Hoe de eerste steen werd gelegd op 8-4-1845, wie het project financierde, hoe de kerk plaats bood aan 1400 mensen en dat er tegenover een opvangtehuis voor bekeerde jonge joodse mannen kwam.

Nu nog op pad, en foto’s maken! En ervaren hoe het voelt om daar rond te lopen.

De bus naar Edgware road, boek in de tas. Want op de achterkant stond een schetsje van de kerk dat eventueel houvast zou kunnen bieden. Wandelen naar Brendon street, vroeger Newnham street, waar Herschell woonde met zijn eerste vrouw en hun kinderen in de jaren rond Trinity Chapel. Op nummer 36. Brendon street, een typische Londense straat met kleurige nette huizen. Het huis ernaast werd gebruikt voor gasten, logees en mensen die tijdelijk een huis nodig hadden. Toen Herschell na de dood van zijn eerste vrouw hertrouwde en verhuisde naar het huis van zijn tweede vrouw, kreeg ook nummer 36 die functie. Zou het gezin Schwartz hier misschien eerst tijdelijk gewoond hebben, voordat een eigen huis gevonden was? Ik weet het niet. Maar het zou kunnen natuurlijk.

Dan de hoek om, Crawford Place. De blik ging automatisch naar rechts. Is dat de achterkant van de kerk? Zou daar een naambord gezeten hebben? Hoe kwam je dan de kerk in? Zo te zien passen er veel mensen in. Gut, als ik verder afdwaal, worden de straten smaller. Je kunt je inderdaad voorstellen, dat deze buurt op de grens van arm en rijk was. Een arme jodenbuurt, die Marylebone was, naast een buurt voor betere kringen. De gegoede middenklasse die reikt naar society.

 

Eenmaal weer een hoek om gelopen, bleek dat mijn fantasie me parten had gespeeld. Dit was de achterkant van een katholieke kerk, dit was ‘m echt niet. Omkeren dus, en opnieuw kijken. En ja, toen was het snel duidelijk. En ook was duidelijk, dat de beschrijving in zijn biografie klopte. Als het donker was, dan scheen de lantarenpaal op de hoek van John Street en Newnham Street binnen in de kamer van Herschell. Dat kon wel kloppen, zo dicht was het huis bij de hoek. En om die hoek, maar dan linksaf, stond de voormalige Trinity Chapel. Nog goed herkenbaar van de schets, maar nu ingeklemd door een appartementen gebouw.  En met een veranderde voorgevel. Alleen aan de zijkant lijken de stenen nog origineel. Helaas kon ik niet binnen kijken. In 1961 werd het gebouw de Western Synagoge. Die synagoge ging op termijn samen met de Marble Arch Synagoge. Sindsdien is het in gebruik door de Zevende Dag Adventisten. ******) Veel weet ik niet van deze kerk, maar het lijkt zo op het oog een passend gebruik. Want deze christenen staan met een geloofsbeleving dicht bij de bron, de Thora.

 

En hoe voelde het, om daar te zijn? Om rond te lopen waar ook de familie Schwartz heel wat voetstappen moet hebben liggen…. vader Carl, die in Londen Charles genoemd werd. Moeder Corrie. De oudste halfbroers  Alexander en Carl . Josua’s broer Johannes/ John en zijn zusjes Elisabeth en Maria. Ik loop nog wat rond en probeer een gevoel voor de buurt te krijgen. Die twee grote kerken dicht bij elkaar. Een verkeersknooppunt, dat toen druk geweest moet zijn met koetsen, karren, jonge en oude mensen. Straatventers, jongens die naar school gaan, meiden die boodschappen doen. De straten, nu deels rustig, toen vast veel drukker door de komst van immigranten. Die taal, overal. Het Engels dat de kinderen leerden toen ze jong waren en in het gezin het Nederlands ging vervangen. Zo zelfs, dat het ook na deze Engelse periode de voertaal in het gezin zou blijven. Het voelde goed om daar geweest te zijn. Om die plek toch gevonden te hebben. Met eenvoudige middelen en veel tijd heb ik gezocht en het is me gelukt. Ik was tevreden en trakteerde mezelf op een lunch in de crypt van St. Martin in the Fields en een prachtig lunchconcert. Een topdag!

*)  NNBW, Nieuw Nederlands Biografisch Woordenboek. —> http://recourses.huygens.knaw.nl/retroboeken/nnbw

BLNP, Biografisch Lexicon voor de geschiedenis van het Nederlands Protestantisme.Deel 2, 1983. —>

http://resources.huygens.knaw.nl/retroboeken/blnp

H. Boele, “”Denk eens om de Joodjes in uw gebed.” Dr. Carl A.F. Schwartz, evangelie verkondiger onder de joden in      Amsterdam. ”       in: Reformatorisch Dagblad, 21 oktober 1999.    NB. De titel van dit artikel blijkt een zin uit een brief die mevr Pierson in october 1850 aan haar dochter mevr De Graaf-Pierson stuurde. Beide dames waren actief in een comité van de Vrienden Israëls en hielpen Carl Schwartz met de zending onder de joden. Dat was werk dat niet zonder gevaren was, maar de dames bleven opgewekt werken voor wat de de goede zaak achtten. (zie: M.E.Kluit, Het Réveil in Nederland, blz.297)

**) www.isgeschiedenis.nl/The Blitz London WO2

***) www. London-city-churches.org.uk

Capitool Reisgids Londen, Houten 2007.

Jewish London. A comprehensive guidebook for visitors and londoners. R.Kolsky & R Rawson. London 2012.

****) Geoffrey Henderson, All Love. a biography of Ridley Herschell. With foreword by Stuart Cohen. UK, 2006.

******) Henderson.

 

 

 

 

Onderzoek 1984-1986

In de jaren 1984- 1986 schreef een jonge studente aan wat toen de Katholieke Universiteit Nijmegen heette (nu Radboud Universiteit) haar doctoraalscriptie.  De studie Nederlands, daar deed een gemiddelde student toen 6 jaar over. Zij deed dat zeker, want ze genoot van studeren. De doctoraalfase van de studie ( master) besloeg 2 jaar en bestond voor een belangrijk deel uit het onder begeleiding doen van een onderzoek. Voor haar onderzoek koos Agnes Licht de schrijver Maarten Maartens om af te kunnen studeren bij de richting negentiende-eeuwse letterkunde onder begeleiding van Nop Maas.

Het was bij De Gelderse Boekhandel in Arnhem dat ze Maartens tegen was gekomen, in 1979, haar eindexamenjaar. Op grote stapels lagen daar ‘De dwaas Gods’ en ‘Vrouwen die ik heb gekend’ in de ramsj. Fijne boeken, met een fraaie omslag en een de nieuwsgierigheid prikkelende tekst daarop, die verhaalde over een opzienbarende herontdekking uit de negentiende eeuw, en over één van de grootste fouten uit de literatuurgeschiedenis: dat deze schrijver vergeten is. De thema’s, vrouwen en een dwaas die vaag deed denken aan Dostojevski’s Idioot, ook fijn. Zeker als je als achttienjarige veel kommer en kwel uit de (na)oorlogse periode moet lezen voor je lijst. Over die periode sprong ze graag heen, met een grote sprong verder de geschiedenis in op zoek naar meer romantiek en een goed verteld verhaal. Toch kwam het er toen nog niet van, de leeslijst van het vwo was te dwingend en richting gevend. Met weinig ruimte voor eigen literaire belangstelling.

Die sprong nam ze pas echt tijdens de doctoraalfase.  De keuze voor de negentiende eeuw was gauw gemaakt. Ja, het fin de siècle, want we leefden zelf ook in een fin de siècle, op weg naar het jaar 2000. Hoe boeiend was het om te ervaren hoe het er honderd jaar geleden aan toe ging, ook op de rand van een millennium.  Ja, de docent:  Nop Maas was een serieuze onderzoeker van wie ze dacht veel te kunnen leren. En dan vooral: een vak.

Het is nauw samenleven hoor, twee jaar lang met het leven, de ideeënwereld en zoveel mogelijk romans en verhalen van één auteur. Na twee jaar lezen, heel veel lezen en: zoeken, vragen, dubben, schrijven, doorstrepen en weer opnieuw beginnen……. Leren typen, nog even een bijvak Engelse literatuur doen, een onderwijsaantekening halen, kwartjes sparen voor de telefooncel op de hoek, telefoongesprekken voeren met antiquariaten in den lande, een nieuwe tweedehandse elektrische typemachine leren bedienen, overleggen met medestudenten, het bezoeken van bibliotheken en vooral het Maarten Maartenshuis in Doorn….. was daar dan: de scriptie. De neerslag van lezen en leren, maar ook van een band die onderwijl gesmeed was tussen een reeds lang overleden auteur en een jonge studente.

‘Ga je verder?’, vroegen collega negentiende-eeuwers me tijdens mijn feestje? ‘Ga je verder? het is bijzonder wat je deed.’ Nee, verdergaan deed ik toen niet. Mijn grootste wens was: aan het werk als docent en samen met mijn partner een goede basis voor een gezin  leggen. Ik wilde eerst zèlf leven, voordat ik me verder over het leven van anderen boog. Dus kwam de scriptie in de kast te staan en ontvouwde het leven zich op andere wijze. Anderen gingen wel verder, er was aandacht voor Maartens uit wetenschappelijke hoek en de stichting beheerde zijn nalatenschap.

Nu, ja, nu gaat ze verder. Ze gaat verder als Mevrouw B. Een soort optelsom van de studente Agnes Licht met vijftien jaar onderwijservaring op 9 scholen, dertig jaar levenservaring met eigen kinderen en een atelier. Er is heel veel veranderd in de wetenschap, in het onderwijs en in de onderzoeksmethoden. Ter illustratie daarvan sluit ik af met twee dingen. Een filmpje van het Groninger zang- en cabaretduo Pé Daalemmer en Rooie Rinus, over de rol van de bibliothecaris. Ten tweede de notitie, dat ik gisteren een tweede kaartenbak heb aangeschaft om opnieuw een systeem  op te zetten. Daar blijkt nog geen geen simpele en praktische app voor te zijn. Na het vullen van een aantal losse schriften met aantekeningen dreig ik de draad kwijt te raken met het terug vinden van gegevens. Er zijn dus nog methodes van onderzoek die na 30 jaar in alle eenvoud staan als een huis! De systeemkaartenbak.

Voor nu, veel luisterplezier met  de De bibliothecaris:

https://www.youtube.com/watch?v=F9Eri_EUYwk

 

 

PS. Over de inhoud van de scriptie zal ik tzt nog vertellen en schrijven. Waarschijnlijk per hoofdstuk. Daarbij hoop ik dan ook de scriptie als pdf aan het verhaal te kunnen hangen. Voor de lezer die geïnteresseerd is in meer dan een blogbericht.

 

Mevrouw B

“Jezelf, wie is dat?

Je hebt zoveel lagen in je,

zoveel afsplitsingen,

zo veel zelven,

dat je nooit weet:

welke zal ik vandaag

eens kiezen? ” (Annie M.G. Schmidt)

 

Thuis, in  mijn dagelijkse leven, zijn er al heel wat rollen te vervullen. Mijn werk roept een ander deel van mens zijn wakker.

Het herinnert aan de dagen waarin ik me, na jaren niet voor de klas gestaan te hebben, van de hei in Schipborg liet plukken om de rol van docent weer op me te nemen. Dit was in het voorjaar van 2011. Ik was blij en trots dat ik die rol weer mocht vervullen. Ze noemden me Mevrouw, daar op die school in Oost-Groningen. En ik vond het een eretitel, die stond voor het vertrouwen dat ik kreeg om jongeren te begeleiden in hun (taal)ontwikkeling. Met veel warmte denk ik terug aan de leerlingen die ik daar had, en later ook hier aan mijn bureau als bijlesleerling of tijdelijk op een andere school. Het schrijven aan deze site doe ik als mevrouw B, wat een samenvatting is van al die afkortingen die op de administraties van scholen worden verzonnen op basis van je achternaam. En  ik draag hem met trots. Ik hoop dat deze naam zal inspireren om te vertellen over de wereld van Maartens, in te wijden in een denkwijze en een stuk geschiedenis. Op de manier waarop ik dat zo graag deed in de literatuurlessen op school. Vanuit vragen, niet vanuit antwoorden. Een interessante vraag is immers oneindig veel interessanter dan een antwoord, dat zomaar deuren sluiten kan. Ik hoop plezier in de zoektocht over te dragen, en ook dat er misschien stiekem een enkele leerling of lezer aangeraakt zal worden. Op school vroeg een enkele collega me wel: waar doe je dat nou voor, al die moeite, parels voor de zwijnen? In alle vermoeidheid van een schoolbestaan, eerlijk is eerlijk, voelde wat wel eens zo. Toch bleef het heilig moeten. Voor de enkeling die aangeraakt wordt, in jouw klas. En weet: ik ben niet alleen! Voor die studie Neerlandistiek die zo uitgekleed is dat er zo weinig meer over is van die enorme rijkdom aan inhoud en speurtochten. Nu klink ik vast oud en dat ben ik ook al een beetje. Maar ik ben er vast van overtuigd dat taalbeheersing een middel is tot iets anders (beter communiceren bijvoorbeeld) en geen doel op zich. Mijn doel is de liefde voor dit vak, en ik hoop voldoende taalbeheersing en kennis van de literatuur en geschiedenis over te kunnen dragen om dit vrijwillig op me genomen werk waardig te zijn. In Maarten Maartens vond ik een zielsverwant met zo’n boeiend schrijversbestaan, dat hij al mijn tijd en aandacht zeer waard is.

“Work is love made visisble.”, zo staat er op die laatste steen die getuigt van het aardse leven van Joost M.W. van de Poorten Schwartz. En zo is het maar net.

Naar London 1: Kensal Green Cemetery

Het was november 2015, mijn dochter sloot een studieperiode in Canterbury af met een paar dagen Londen en wat was er logischer dan dat ik haar zou gaan ophalen en we samen nog een paar Britse dagen zouden doorbrengen? Precies. Heerlijk. Dus belde ik naar het pension van Julitta of ze nog plek voor ons had en boekte voor het eerst een vlucht vanuit Eelde. Om aan het einde van die novembermaand in een brommend en knorrend vliegtuigje de oversteek te maken. In de maanden voorafgaand aan dit bezoek had ik al wat meer gelezen over de vader van onze schrijver en wat ik las maakte me des te nieuwsgieriger. Hij moet een bijzonder mens geweest zijn. Zijn er nog sporen van hem te vinden, is er bijvoorbeeld nog een graf? Zou het lukken om de kerk waar hij preekte en een geloofsgemeenschap leidde te vinden? Het woonhuis misschien, waar Josua Schwartz samen met zijn broers, zusjes en ouders woonde? Waarvandaan hij naar school ging, Engels leerde en zo de voedingsbodem voor een later leven als Engelse auteur kweekte? En die school dan, zou die er nog zijn? Questions, zoveel vragen, en dan speuren naar de antwoorden.

Het zoeken naar informatie valt waarachtig niet mee. Ik heb in deze fase uren zitten puzzelen achter mijn laptop thuis, of in Londen met een meegereisde iPad. Er staat natuurlijk heel veel informatie op het internet, maar het vraagt  geduld en volharding om via steeds nieuwe zoekvragen en het doorzoeken na gevonden informatie uiteindelijk steeds kleine puzzelstukjes te vinden. En waarom ik dat wilde? Tja, het zoekvirus had me bepaald te pakken. Ik was en ben er van overtuigd dat er nog veel te leren valt, nog veel aan inzicht te winnen. En dat dit juist kan door een weg te bewandelen die door Maartens zelf en na zijn dood door zijn familie werd geblokkeerd: via informatie over zijn leven. Schrijver en persoon werden strikt van elkaar gescheiden, ik wil ze weer dichter bij  elkaar brengen. Omdat dat boeiend is, inzicht kan geven en ons dus verder helpen in het begrip van Maartens’ werk en de periode in de geschiedenis waarin hij leefde. Ter lering ende vermaeck. Het moet gezegd, ik vermaak me hier oprecht mee. En leerzaam is het ook.

Wat me op weg hielp was de biografie over Ridley Herschell. *) Charles Schwartz had een beroep gekregen voor Trinity Church in John Street, vlakbij Edgware Road, om zijn vriend Ridley Herschell, wiens krachten afnamen, op te volgen. In die biografie las ik dat deze na zijn dood begraven was op Kensal Green Cemetery. En over Carl Schwartz, dat deze na zijn onverwachte dood vlakbij Herschell begraven is. Dat betekende dat ik naar het graf van Herschell op Kensal Green Cemetery wilde gaan en daar verder zoeken naar het graf van Charles Schwartz. Voor deze trip in het late najaar van 2015 een mooi doel.

iphone-dec-15-002iphone-dec-15-003

Op maandag 23 november gingen we bijtijds op pad. Mijn dochter met haar smartphone in de aanslag, waarop bussen en wandelroutes goed te vinden waren middels een app. Voor mij een noviteit en heerlijk ontspannen. We liepen naar Kensington Park Road en namen de bus naar Kensal Green Cemetery, een begraafplaats die even voor 1840 samen met een aantal andere rond London werd aangelegd om de overbevolkte begraafplaatsen in de stad te ontlasten. Een lekkere herfstzon en mooi laag licht zorgden voor een rustige, serene sfeer. Ik vond het ook spannend, deze zoektocht naar een graf uit 1870. Gelukkig vonden we het graf van Herschell snel, vlak bij de hoofdingang. Een beschrijving in de biografie hielp daarbij goed. Maar het graf van Schwartz was tussen al die oude graven lastig te vinden. Paden tussen de graven waren zo goed als verdwenen, veel opschriften ook. Dus dwaalden we wat en zochten in steeds grotere cirkels om het graf van Herschell heen. Tot het moment, waarop ik lopend langs een oud graf er ineens tot over mijn enkels inzakte en languit ging, langs de rand van de steen. Creepy! Ik realiseerde me, dat na zo’n lange tijd lichaam en kist onderin het graf ingeklonken en verteerd zouden zijn en ik in feite geluk had gehad dat dit niet eerder gebeurd was.  Maar dit was wel de limit, mijn fantasie draait overuren op zo’n moment en het deed nog zeer ook. Dus was het tijd voor een andere aanpak.

iphone-dec-15-017iphone-dec-15-018

Die kwam bijna op datzelfde moment aanwandelen in de vorm van een vriendelijke heer. Hij verwees ons door naar een kantoor, rechts van de hoofdingang, waar een aardige dame voor dit soort vragen klaar zat. Gelukkig wist ik de sterfdatum van Charles Schwartz: 24 augustus 1870. Het duurde maar even of ze kwam te voorschijn met een oud en dik rood boek en een kopie van een oude kaart. En daar stond het: Rev Charles Schwartz, overleden 1870, toegewezen op 26 augustus,  begraven 6 voet en 6 inch diep, in een graf dat 3 pond en 3 shilling kostte, in de oostelijke afdeling. Er heeft een kruis op het graf gestaan. Op zo’n moment komt het heel dichtbij. Zeker ook, omdat ik niet lang daarvoor mijn eigen vader naar zijn laatste rustplaats had gebracht.

iphone-dec-15-012 iphone-dec-15-011 iphone-dec-15-010iphone-dec-15-009

Met de kopie van de kaart in de hand gingen we opnieuw op zoek. Sectie 9. Kijk, dat is daar. Ook hier zijn de paden verdwenen, het is voorzichtig lopen geblazen. Verbazing! Een kale steen, geen naam, niks. Ook geen kruis. Klopt dit wel? Wat een contrast met het praalgraf van Herschell. Nog eens goed kijken: klopt het met de omringende graven? Zijn daar wel namen, gedenktekens en dergelijke overgebleven? Links naast hem: Krajewska. Ja, dat klopt. Walker aan zijn hoofdeind. Dan moet dit het wel zijn.

iphone-dec-15-015iphone-dec-15-013iphone-dec16-020

We veegden blad weg. en vonden niets dan een platte hoofdsteen. Zonder iets. Geen naam, geen symbolen, niks. Stilte en eeuwigheid en een zeer bescheiden plek op een prachtige, sfeervolle begraafplaats. Klopt het wel? Hebben we goed gezocht? We dachten van wel, maar hebben het niet meer nagevraagd, op dat moment leek er geen andere conclusie te trekken. Het jeukte wel een beetje,en dat doet het eigenlijk nog steeds.

De meest directe bron voor zijn sterven is een biografie, die kort na zijn dood uitkwam en geschreven was door zijn vriend Abraham Capadose. **). Ik citeer, zodat we de sfeer kunnen proeven  van die begrafenis uit directe bron: “Met een dankbaar hart keerde hij naar Londen terug, en het was een groot genot voor de zijnen, hem zoo gelukkig en voldaan te zien huiswaarts keeren. Zoodra hij te huis was gekomen, zette hij zich aan den arbeid. (…) Hij wist, dat hij ging sterven, en knielde een oogenblik neder om te bidden; na zeer korten strijd sliep hij in aan Jezus hart. Wij betreuren zijn verlies, maar met dankzegging, en met de blijde en heerlijke verwachting van zijn zaligheid. De dienst werd in “Palace Garden” waargenomen door den Weleerw. G.Carlyle en zijn schoonbroeder. Aan zijn graf — waar een aantal vrienden, waaronder vele predikanten van verschillende afdeelingen aanwezig waren — hield Dr.Chalmers een zeer indrukwekkende en troostvolle toespraak en Dr.Taylor van het Joodsche Commite der Engelsche Presbyteriaansche kerk, bracht in een warm smeekgebed de behoeften en wenschen der treurende schare tot God. Wij zagen met belangstelling, dat het graf van Dr.Schwartz gedolven is naast dat van de Wel-Eerw.Ridley Herschell, dien hij jaren lang gekend en liefgehad heeft. ”

Wat blijft zijn vragen. Klopt de kaart? Of is mijn idee van ‘dichtbij’ een ander dan dat van Capadose? Relatief was het zeker dichtbij, gezien de grootte van deze begraafplaats. Overleed hij aan een hartstilstand? Het lijkt er wel op. Maar wat was hij nog jong. Na een intensief geleefd leven bleef hij achter op deze begraafplaats. Zijn dood was onverwacht gekomen. Zijn vrouw en in ieder geval de jongste vier kinderen verlieten Londen,  nadat zij nog heel wat zaken voor hem had afgewikkeld.

Wij liepen nog een poos rond op Kensal Green Cemetery. Het is een bijzonder park, waar oude graven met rust worden gelaten, vele culturen en grafrituelen een plekje vinden en nog steeds mensen hun laatste rustplek vinden, in een nieuw deel of tussen oude graven. Het is er mooi. Eekhoorns ruimen eetbare rommel op, er is zorg van mensen voor een verzorgd graf van een dierbare.Ik kan me helemaal vinden in de beschrijving van Ian Nairn: “A fantastic private world, open to all for the price of a bus ride down the Harrow Road. The main avenues are trim, the by-ways are a winding wilderness with tombs of every size and style peering out from the grass and trees. (….) It is such a friendly piece of melancholy, dust to dust in the gentlest sense, with ragwort and cow parsley covering up all those nineteenth century bones. Nothing eerie, and none of the sense of being buried by numbers which you get in today’s cemeteries: the original designers knew what they were doing both in the Picturesque layout and more unexpectedly in the Grecian chapel, up to the best academic standards of the time (…). ***)

Na dit bijzondere avontuur was het tijd voor een museum en een flinke kop thee. In de bus kon ik mooi nadenken over mijn volgende zoektocht in Londen. Kerk, huis, school?  We gaan het zien.

 

*) Geoffrey Henderson, All Love- A Biography of RIdley Herschell. UK 2006. ISBN 978-0-9555304-0-1.

**) Dr.Capadose, Ter gedachtenis aan Dr. Carl Schwartz. ‘s- Gravenhage, 7 november 1870

***) Ian Nairn, Nairn’s London. Penguin Classics 1966. Ed. 2014, London, UK.

Bovendien: Capitool reisgids Londen, Houten 2007.

Dr.W.de Greef, Carl A.F. Schwartz. In de serie: Vergeten eerstelingen,Monografieën van Messiasbelijdende joden. Leiden 1990.

 

 

Nawoord.

Om iets meer te begrijpen van de rituelen rond begraven in het victoriaanse Engeland, las ik Vallende Engelen van Tracey Chevalier.  ( ‘s-Gravenhage 2002, oorspronkelijk Falling Angels) . Chevalier doet uitgebreid onderzoek voor ze haar romans schrijft, ze brengt de door haar gekozen periode in de geschiedenis zo getrouw mogelijk naar voren. Een lezersvriendelijke manier om meer te weten te komen over deze tijd en dit onderwerp.  Queen Victoria is overleden, een nieuw tijdperk treedt aan en twee families en een kerkhof in London zijn het onderwerp van deze roman, waarin cultuurverschillen tussen milieus en een verschuivend tijdsbeeld de gebeurtenissen kleuren.  Het lijkt normaal geweest te zijn, dat het naar hun graf brengen van overleden familieleden mannenwerk is. Vrouwen en kinderen bleven thuis.